Java & Sumatra
Vrijdag 2 juni
Na onze nacht in Singapore stad kwamen we weer aan op Singapore Airport. Hier moesten we nog een paar uurtjes overbruggen voordat onze vlucht naar Jakarta vertrok. Dit vliegveld is ook geen straf om wat langer te verblijven vanwege alle parkjes, winkeltjes, voetmassageapparaat (gratis!) en chill lounges (gratis!). Tiger Air vloog ons probleemloos naar Jakarta Airport waar deze luxe duidelijk niet aanwezig was. Met een Uber taxi kwamen Roos en ik aan bij ons hostel: Homiestay. Voor de verandering sliepen we weer eens een keer in een gezamenlijke dorm, dit keer wel met gezellige “cubical style” tweepersoonsbedden. Het grootste gedeelte van de dag was opgegaan aan reizen, dus in de avond bezochten Roos en ik een lokaal Indonesisch restaurant en daar bleef het een beetje bij die dag. Les van vandaag: het voordeel van een land met een inflationeel opgeblazen valuta is dat je je na 1 keer pinnen al miljonair kan noemen. Het nadeel is dat je portemonnee al bijna niet meer dicht kan terwijl je voor de waarde van de inhoud krap een paar schoenen kunt kopen.
Zaterdag 3 juni
Na onze rush door Hong Kong, Macau en Singapore vonden we dat het weer tijd was voor een dagje relaxen. Het hostel waar we verbleven was hier dan ook uitermate voor geschikt. Vreemd genoeg lag het hostel in een chique wijk, maar heerste er binnen een backpackersvibe. Onze dag bestond dus voornamelijk uit internetten en uitzoeken hoe we onze tijd in Indonesië zouden gaan besteden. We wisselden ervaringen en tips uit met mede-hostelgenoten en zetten stipjes op de kaart. Met onze laptop en tablet voor ons verslonden Roos en ik sloten thee en koffie en stapels koekjes. In de avond bezochten we een lokale markt waar half Jakarta zich had verzameld om te eten. Gelukkig pasten wij daar nog bij. Les van vandaag: bij het bestellen van eten in Indonesië: geef altijd aan dat het niet pittig hoeft. Anders bestaat de helft van de maaltijd uit chili pepertjes.
Zondag 4 juni
Vrijwel alle reisgidsen vertelden ons dat Jakarta-stad niet bijzonder interessant is om te bezoeken. Er zijn slechts een handjevol plekken die de moeite waard zouden zijn om langs te gaan. Met meer plichtsbesef dan motivatie besloten Roos en ik dan ook om toch eens een kijkje buiten ons eigen wijkje te gaan nemen. Met een Grab taxi (de Aziatische versie van Uber, geleerd van Nancy, de behulpzame hostelmanager) reden we naar het centrum. Bij het eerste bezoek kregen de reisgidsen gelijk: het “Nationaal Monument” is niets anders dan een enorme betonnen obelisk op een gigantisch veld waar, naast een bult souvenirtentjes, niets te beleven is. Roos en ik kozen ervoor dit fallussymbool snel achter ons te laten en door te gaan naar de “old town”. Het moet zijn dat we er een beetje verloren bijliepen, want een aardige Jarkartaan, Sonny genaamd, bood ons spontaan en belangeloos een lift aan naar dit gedeelte van de stad. Het oude gedeelte straalde iets meer vertier uit met oude gebouwen waar nog heel duidelijk de kenmerken van de Nederlandse koloniale tijd te zien waren. Toch moet ik ook hier de reisgidsen gelijk geven. Het meest interessante deel van de binnenstad was waarschijnlijk wel het moment dat Roos en ik door wat omzwervingen in een sloppenwijk terecht kwamen. De erbarmelijke levenswijze van de mensen contrasteerde met vriendelijkheid en behulpzaamheid die ons tegemoet kwam. Voor Roos dus een uitstekende gelegenheid om weer eens los te gaan met de camera. 😉 In de avond bezochten Roos en ik de… IKEA. Inderdaad, voor de tweede keer deze reis bezochten we mijn favoriete Zweedse grootgrutter. Officieel omdat ik een nieuwe toilettas nodig had (oude begon uit elkaar te vallen) maar stiekem natuurlijk omdat ik zin had in Zweedse gehaktballetjes. Les van vandaag: in heel Indonesië is slechts één IKEA. Wat de IKEA-dichtheid t.o.v. Nederland ruim 200 dunner maakt.
Maandag 5 juni
Jakarta hadden we genoeg gezien en onze volgende dagen hadden we enigszins uitgestippeld. Vroeg in de ochtend stonden we op en gingen weer richting het vliegveld. Vanaf daar vlogen we naar het grootste eiland van Indonesië: Sumatra. Eenmaal aangekomen in de stad Medan werd onze tocht voortgezet met een local bus naar de stad Binjai. Een ruw ritje in een gammele bus, al zou dat een peulenschilletje blijken vergeleken met de rest van de rit. Vanuit Binjai vervolgde onze weg in een zijspan riksja (niet gemaakt voor 2 man met bepakking, toch mogelijk). Daarna verlaagde het comfort zich tot een ritje in een volgepropt Isuzu busje: 21 man (en 1 baby) binnen en 1 man op het dak samen met 12 eenden en wat bagage. Mix dat met de kwaliteit van het wegennetwerk van Noord-Sumatra en je hebt een hele gare Chris en Roos die na zonsondergang met hun backpacks werden gedropt in het dorpje Bukit Lawang. We hadden nog geen hotel geregeld, maar vanwege de kleine schaal van het dorpje was deze wel snel gevonden. Een bed, een douche, niets bijzonders. Dit zou de toon ook wel een beetje zetten qua hotels in Indonesië. Les van vandaag: vrijwel alles wat we in Nederland bij “de Chinees” kunnen krijgen, staat in Indonesië op het menu.
Dinsdag 6 juni
Vandaag kregen we de gelegenheid om Bukit Lawang in daglicht te ontdekken. Het dorpje ligt midden in de jungle van Sumatra en wordt doorkruisd door een riviertje. Om van de ene kant van het dorp naar de andere kant te komen heb je de keuze uit diverse hangbruggen die niet zouden misstaan in spannende scène uit een Indiana Jones film. Het was dan ook goed uitkijken waar je je voeten plaatst. In de rivier speelden de hele dag de lokale kinderen. Roos en ik verkenden het dorp en lieten ons informeren over ons doel waarvoor we hier naartoe gekomen waren: een jungle trekking. We besloten voor twee dagen een trekking te boeken. Nadat de zon onderging bleef het warm in Bukit Lawang, maar de gezellige sfeer bij het hotel was duidelijk ondergeschikt aan dit bezwaar.Les van de dag: het bordje “max 4 orang” geeft niet aan dat er maximaal vier apen tegelijkertijd op de hangbrug mogen zijn. “Orang” betekent gewoon “persoon”.
Woensdag 7 juni
Dag 1 van onze jungle trek! Bepakt met slechts een klein rugzakje en gekleed in de altijd modieuze afritsbroek trokken we de wildernis in. Onze gids Berry en hulp-gids Andy namen ons op sleeptouw door de natuur in het Gunung Leuser National Park. Samen met Julia en Mercedes uit Duitsland en Dirk uit Canada vormden we een solide jungle-team. Binnen een kwartier kwamen we dan ook al in contact met een Green Mamba: een zeer dodelijke slang. Maar wij hoefden ons van Berry geen zorgen te maken (sure). Niet heel veel later stonden we oog in oog met het dier waar we voornamelijk deze tour voor hadden geboekt: een orang utan! Het volwassen mannetje was een stuk groter dan ik me vooraf had voorgesteld en was duidelijk niet onder de indruk van onze aanwezigheid. Integendeel: na een paar bewegingen maakten onze gidsen enigszins zenuwachtig duidelijk dat we nu toch echt beter konden “moven”. Later die dag zouden we van dichtbij nog veel meer orang utans zien, maar dit mannetje was behoorlijk imponerend. Naast orang utans (in alle soorten en maten: mannetjes, vrouwtjes, babies) kruisde ons pad ook met veel andere dieren zoals Thomas Leaf apen, zwarte gibbons, een schildpad (die doodleuk mee kwam lunchen) en een paar hornbills (neushoornvogel). Aan het einde van de middag kwamen we aan bij een riviertje waar een kamp was opgezet. Onder een overkapping stonden kleine tentjes om te slapen en een ander overkapping diende als keuken/eetkamer. Maar vooral het frisse water van de rivier was de beste feature van deze accommodatie om fijn af te koelen en al het zweet van me af te spoelen. Het diner smaakte geweldig en verdiende, gezien het feit dat we midden in de jungle zaten, tien punten voor vakmanschap. Na een gezellige avond met ons jungle-team, gevuld met spelletjes, kaarttrucjes en luciferraadsels, vielen we onder het geluid van een jungleconcert in slaap. Les van vandaag: de rivier in de Gunung Leuser werd alleen niet gebruikt door toeristen om een duik te nemen. Ook hagedissen van een meter lang kwamen af en toe een plons nemen.
Donderdag 8 juni
De jungle maakte ons op tijd weer wakker. Niet erg, want zo was er nog ruimte genoeg voor een frisse ochtendduik in de rivier. Na een (wederom) zeer goed ontbijt (pannenkoeken!) ging ons jungle team op pad richting een waterval. Na een uurtje besteed te hebben bij de watervallen en elkaar onderkliederen met klei, het water in springen en meer kinderachtige ongein trokken we weer terug naar het kamp. Vanaf daar laadden we al onze spullen, inclusief onszelf, in grote opgeblazen autobanden en “raften” terug naar Bukit Lawang. Hoewel we er maar twee dagen besteed hebben, was de tijd in de jungle echt een fantastische ervaring die erg indrukwekkend was. In de avond bleken Berry en Andy meer vaardigheden te hebben dan alleen jungle-gids; het waren ook begenadigde muzikanten. Met een gitaar wisten ze een gezellige sing-a-long te creëren in ons hotel. Les van vandaag: met een beetje fantasie kun je de woorden “Bukit Lawang” en “Orang utan” in elke bekende meezinger verwerken.
Vrijdag 9 juni
Vanuit Bukit Lawang trokken Roos en ik met een minivan (wat een luxe!) richting het stadje Berestagi. Een reisdag met een tocht van pakweg zes uur. Van het daglicht was nog net voldoende over om een rondje door de stad te maken. Berestagi was een goed punt voor doorreis, maar verder niets bijzonders. In de avond kwamen we onze jungle-maat Dirk weer tegen, wat later nog veel vaker zou voorkomen. We aten samen wat en eindigden zo de dag. Les van de dag: voor gedroogde vis kun je prima op de markt van Berestagi terecht. Voor 1000 bromvliegen kun je overigens bij hetzelfde kraampje terecht.
Zaterdag 10 juni
De wekker stond vroeg vandaag. Blijkbaar te vroeg. Roos en ik hadden het plan om Mount Sibayak, een nabije vulkaan te beklimmen. Maar toen de wekker om half zes ging gutste de regen uit de hemel. Niet het beste moment voor een beklimming dus. Zo verstreek wat tijd totdat we rond acht uur ervan overtuigd waren dat het droog zou blijven. Na een flinke klim bergop kwamen we aan bij het krater gedeelte. In principe is de vulkaan al meer dan honderd jaar niet meer actief, maar er komt nog steeds stoom uit verschillende spelonken in de krater. Het harde gesis van de stoom is dan ook overal hoorbaar. Op de plekken waar de stoom naar buiten komt, zitten grote gif-gele plekken van zwavel. Mijn eerste ervaring met activiteit van een vulkaan was ondanks de enorme zwavelstank best tof. Omdat we vertraging hadden opgelopen in de ochtend waren Roos en ik voorzien van hardloopkleding. Al rennend daalden we de berg weer af. Terug bij ons hotel maakten we ons klaar voor de volgende pickup. Wederom een minivan voor een tochtje van pakweg vier uur. Terwijl Roos haar gangbare reisdutje deed, genoot ik van de uitzichten over Sumatra. In het stadje Parapat aangekomen pakten we de ferry richting het dorpje Tuk-Tuk op het eindland Samosir. Het eiland ligt midden in Lake Toba, wat eigenlijk een ondergelopen krater is van een rustende supervulkaan. Het was helaas al donker toen we op het eiland aankwamen. Omdat we niets geboekt hadden moesten we toen nog met onze backpacks op de rug op zoek naar een hotel. Gelukkig duurde het niet lang voordat we een (spotgoedkoop!) hotel gevonden hadden voor de komende nachten. Les van vandaag: hoewel Sumatra niet druk bezocht wordt door toeristen, heeft het blijkbaar een duidelijke voorkeursroute. Bij de vulkaan kwamen we, wederom, onze jungle-maat Dirk tegen.
Zondag 11 juni
In het ochtendlicht bleek dat het hotel niet alleen spotgoedkoop was, het had ook nog eens een prachtig uitzicht over de baai van Tuk-Tuk. Wuivende palmbomen en traditionele woningen als uit een foldertje. De dag hebben we besteed aan het verkennen van het dorpje en het regelen van wat zaken voor het vervolg van onze reis. In de avond aten we samen met Romy, Milou en Laura, die we ontmoet hadden op de ferry naar Tuk-Tuk. Tuk-Tuk is wel duidelijk over zijn hoogtijdagen heen. De verhouding toerist/restaurant is ongeveer 1 op 1. Les van de dag: Fruit is een verzamelnaam voor een aantal eetbare vruchten van plantensoorten en –rassen. Een vrucht is in de strengste betekenis het rijp geworden vruchtbeginsel van een bloem en bevat in het algemeen de na bevruchting uit de zaadknoppen ontwikkelde zaden. Ja, je leert nog eens wat tijdens een diner-discussie. 😉
Maandag 12 juni
Roos en ik ontbeten bij een buurhostel omdat daar het ontbijt erg bijzonder zou zijn. Daar waren we het niet mee eens. Na het ontbijt huurden we een fiets en na een paar keer een defecte mountainbike te hebben omgeruild hadden we dan toch twee exemplaren gevonden waar we mee op pad konden. Ons eerste voornemen om een bergrand op te fietsen strandde bij een overwoekerd pad wat echt niet meer begaanbaar was. Geen probleem, nog genoeg andere bestemmingen. Tijdens ons tochtje bezochten we verschillende traditionele woningen van het Batak-volk wat op Samosir leeft. Van de eeuwenoude Stone Chairs waren we niet bijzonder onder de indruk, maar wat wel grappig was, is dat we hier (wederom) stomtoevallig onze jungle-maat Dirk tegenkwamen. We spraken af dat we er nog een ontmoeting aan zouden rijgen met een drankje in de avond. We fietsten door naar het dorpje Tomok waar het Batak museum en de Kings Tomb ook weinig indruk maakten. Het beste van de fietstocht was toch wel de fietstocht zelf en de geweldige uitzichten over de groene rijstvelden. In de avond dronken we dus nog een drankje met Dirk, samen met twee Denen en een Ier, die we ook al vaker waren tegengekomen. Les van de dag: ik vroeg een Indonesiër of er nog Indonesiërs waren die negatief aan keken tegen Nederlanders vanwege de kolonisatie. Hij antwoorde: “De Nederlanders waren in 350 jaar minder erg voor ons dan datgene wat we in drie en een half jaar van Japan hebben moeten verduren”, ik vatte dat maar op als een compliment.
Dinsdag 13 juni
Dit was onze laatste dag op het eiland Samosir en het begin voor onze aftocht op Sumatra. Na het ontbijt pakten Roos en ik de ferry terug naar het vasteland. Dirk had zich ook weer bij ons aangesloten want ook hij verliet Sumatra, maar wel met een andere bestemming. Een bijzonder onvriendelijke taximanager steggelde nog wat met ons over de prijs van de rit naar de stad Medan, maar uiteindelijk waren we dan toch op pad. Een kleine zes uur later werden we afgezet bij ons guest house. De wijk van onze overnachtingslocatie voelde schimmig en onvriendelijk en aangezien er vrijwel geen fatsoenlijke eetgelegenheid was te vinden bleef het bij een nasi goreng in ons guest house. Medan had sowieso een slechte uitstraling. Ik bestempelde het dan ok als het Luik van Indonesië. Omdat ik me die dag toch niet al te fit voelde ging ik op tijd naar bed. De slaap kon ik niet echt vatten en onrustig lawaai in het guest house hielp daar niet bij. Later zou blijken waarom. Les van de dag: op Samosir pak je de veerboot door deze zelf aan te houden. Je gaat met je backpack op de kade staat en begint ijverig te zwaaien zodra je de boot ziet aankomen. De kaptein reageert met de scheepshoorn en pikt je op. Geniaal.
Woensdag 14 juni
In de ochtend waren we vroeg op. Mede vanwege de slechte nacht, maar ook omdat we op tijd op het vliegveld moesten zijn. De guest house manager kwam naar ons toe en begon zich te verontschuldigen voor de nacht. In eerste instantie begreep ik hem niet helemaal, maar na wat Babelonische interactie bleek dat er de afgelopen nacht was ingebroken in het guest house. De manager had de dief op heterdaad betrapt en na een gevecht vastgepakt en hoogstpersoonlijk afgeleverd bij de politie. De halve wijk was inmiddels komen kijken en nadat we waren uitgecheckt stond er een voltallig uitzwaaicomité. Vanaf Medan Airport vlogen Roos en ik naar Jakarta waar we een overstap hadden. Daarna vervolgde onze vlucht naar de stad Yogyakarta, ofwel Jogjakarta, ofwel Jogja, zoals de Jogjakartanen (Yogyakartanen) het zelf ook wel noemen, die dus eigenlijk Jogja’s (Yogya’s) zijn. Volgt u me nog? Enfin, we kwamen na zonsondergang in Yogyakarta aan en gingen op zoek naar een overnachtingsplek. We vonden een leuk hotelletje met een videkamer. Later op de avond aten we spotgoedkoop een maaltijd van een straattentje. Behalve de prijs was ook de kwaliteit nogal laag. You get what you pay for, zullen we maar zeggen. Les van de dag: Indonesische koffie drinken is altijd een risico. Tot waar wil ik het kopje leegdrinken zonder dat mijn mond vol koffiegruis zit?
Donderdag 15 juni
In Yogyakarta hadden Roos en ik een belangrijk doel: het verlengen van ons visum. Dertig dagen in Indonesië verblijven is niet zo moeilijk, maar wil je langer blijven, dan maken de autoriteiten je het wat ingewikkelder. We moesten er dus voor zorgen dat we onze documenten op orde hadden. In de omgeving gingen we op zoek naar een mogelijkheid om te printen. In een internetcafeetje vond ik behalve 100 beveiligingslekken op de lokale PC ook een mogelijkheid om onze documenten te printen en te kopiëren. Na het nodige papierwerk geregeld te hebben, inclusief een fake exit-vluchtticket, was onze administratie weer op orde. In de avond bezochten we de populairste bar voor backpackers, wat werd bevestigd door het feit dat we onze Deens/Ierse vrienden weer tegenkwamen. Om onduidelijke reden had een backpacker ook een boa constrictor meegenomen naar de bar, die vrolijk van bezoeker tot bezoeker kronkelde. Aangezien niemand me kon vertellen wie de eigenaar of beheerder van de slang was, heb ik hem toch maar even laten passeren. Les van de dag: de autoriteiten in Indonesië verantwoordelijk voor visa zijn genaamd: “imigrasi”. Ik denk dat deze naam door een Brabander is bedacht.
Vrijdag 16 juni
Ik had de wekker gezet om me voor zonsopgang eruit te gooien. Het was toch al ruim licht toen ik mijn ogen opendeed. Crap, we hadden ons verslapen. En dat op de dag dat we heel vroeg bij de imigratiedienst wilden zijn. Roos en ik haastten ons met de bus richting imigrasi. Gelukkig was de bus er snel (dat kan variëren) en stonden we ruim een uur later in de wachtruimte. Vooraf hadden we een aantal horrorverhalen gehoord over de procedures van imigrasi. Zo hadden ze het onzalige idee bedacht dat je niet met korte broek en slippers naar binnen mag. Mijn backpackersoutfit bestond al dagen uit dit tenue en gezien de dertig plus temperaturen was dat meestal ook een goede keuze. Vandaag dus niet. Binnen bij imigrasi was de bureaucratische procedure ook niet helemaal duidelijk, maar na wat gewinkel met mapjes, formuliertjes, stempeltjes en carbonpapier was onze aanvraag dan toch ingediend. “Come back in 4 days” was het korte en norse antwoord van de dame achter de balie die eruit zag of ze alle vreugde in haar leven al verloren had. Vier dagen, ai dat was iets langer dan we op gehoopt hadden. Maar goed, Roos en ik vonden dat ons reisschema af en toe toch te gejaagd ging, dus dit was een mooie gelegenheid om gedwongen wat rustiger aan te doen. Vanaf imigrasi namen we de volgende bus naar de Prambanan: een enorm hindoeïstisch tempelcomplex even buiten Yogyakarta. Het terrein met alle tempels en beelden was indrukwekkend om te zien en de drukte van andere toeristen viel enorm mee. Les van de dag: op het bordje van imigrasi waarop de kledingstijl wordt beschreven staat letterlijk: ‘Please wear a proper dress”. Ik twijfelde of ik volgende keer dan maar een jurk aan moet trekken?
Zaterdag 17 juni
We hadden de tempel-vibe weer te pakken. Vandaag stond het kroonstuk van Indonesische tempels op het menu: de Borobudur. De Borobudur is een enorm Boedistisch tempelcomplex wat zich jarenlang verscholen heeft onder de jungle. Nadat alle planten en aarde weggehaald zijn, is de Borobudur toegankelijk geworden voor toeristen en nu een van de meest bezochte attracties in Indonesië. De temperatuur was weer flink opgelopen, dus ik smolt langzaam weg tussen alle stupas. Omdat Roos en ik de lokale ervaring mee willen maken (lees: goedkoop uit zijn) hadden we voor de local bus gekozen. De terugweg verliep Aziatisch onduidelijk met overstaps en stilstaanmomenten zonder duidelijke aanleiding. Ik citeerde Boeddha maar in mijn hoofd, “Geduld is het beste gebed”, en liet het over mee heenkomen. Les van de dag: er is meer vierkante meter besteed aan souvenirtentjes (die allemaal exact hetzelfde verkopen) dan aan het grondoppervlak van de Prambanan en Borobudor (true story). Zo hebben de voorvaderen het vast niet bedoeld.
Zondag 18 juni
In Yogyakarta verbleven we in de wijk Sosrowijayan Wetan. Een drukke wijk vlakbij een populair winkelgebied voor de lokale bevolking. De wijk is opgebouwd uit een aantal hoofdstraten met daartussen “blocks”. Ieder block is een dorpje op zich. Niet gehinderd door een welstandscommissie (of een veiligheidsplan) is een block kris-kras volgebouwd met huizen, hostels, guest houses, schuurtjes en overkappingen. Het geheel wordt doorkruisd door een labyrint aan gangetjes waar enkel voetgangers en scootertjes doorheen kunnen. Toen we net een beetje de weg kenden in ons wijkje kwam onze hotelmanager in de ochtend met een vervelende mededeling: we moesten het hotel uit omdat het al volgeboekt was voor andere gasten. Wij kozen er zelf meestal voor om niets vast te leggen zodat we flexibel waren in ons verblijf, maar dit was dus de keerzijde hiervan. Roos en ik besloten om de wijk te verlaten en naar een andere wijk te trekken; we hadden immers toch nog tijd over voordat ons visum verlengd zou zijn. We kozen voor de Prawirotaman kampung, een wijk iets zuidelijker in de stad. Na een mooie deal voor een hotel uit te hebben onderhandeld zijn Roos en ik laat in de middag een stuk gaan hardlopen. Al rennend met de telefoon in de hand voor navigatie was dit een mooie manier om meer van de stad te zien. In de avond aten we typisch Indonesische sate bij House of Sate die als gevleugd motto had: “it’s all about sate”. Les van de dag: veel tentjes zijn supermultifunctioneel: ik ben er tegengekomen die de volgende services aanbiedt: scooterverhuur, restaurant, ticket office, printshop, internetcafé, massagesalon en als je het lief vraagt waarschijnlijk ook nog laundry service.
Maandag 19 juni
Hoewel het fijn was om eens meer tijd te hebben in een stad kan ik toch niet zo goed stilzitten. In de ochtend bezochten we daarom het Kraton, ofwel het Paleis van de Sultan. Indonesiërs vinden het blijkbaar interessant om de volledige huisraad van hun voormalige Sultan te zien. Ik had meer het idee dat ik door een luxe Blokker liep. Roos en ik dwaalden nog een beetje door het oude centrum en de rest van de dag hebben we vooral besteed achter de laptop en smartphone: ook al ben je op reis sommige dingen gaan gewoon door en moeten worden geregeld. Les van de dag: ik moet inmiddels een kleine beroemdheid zijn op Indonesische middelbare scholen. Meerdere keren stond er een tiener met een smartphone voor mijn neus die een video schoot voor de lesopdracht “Speaking English with a foreigner”.
Dinsdag 20 juni
Vandaag weer op tijd op, lange broek aan en het gezicht in een serieuze plooi, want het was weer tijd voor… imigrasi! Op bij de imigratiedienst werden foto’s en vingerafdrukken genomen en moest de visumverlenging worden betaald. Ik denk dat we meer ervaring hadden, want het proces ging een stuk gemakkelijker dan vorige keer. Roos en ik hoopten stiekem erop dat we het paspoort direct mee konden krijgen zodat we de volgende dag konden uitreizen. Maar helaas, het korte en norse antwoord van de medewerker die een sprankje meer levensgeluk bleek te hebben was: “come back tomorrow”. We besteden de rest van de dag aan het uitzoeken van de tour voor onze volgende bestemmingen: de vulkanen Bromo en Ijen. Laat in de middag gingen we nog eens hardlopen waardoor we als twee drijfnatte dweiltjes van het zweet weer bij ons hotel arriveerden. Les van de dag: slimme zet van Transjogja, de lokale busmaatschappij: als je geen tijdschema hebt, kun je ook nooit te laat zijn.
Woensdag 21 juni
Voor de laatste keer een lange broek aan en de bus richting imigrasi. Daar was het dit keer een fluitje van een cent om het paspoort weer op te pikken. Eindelijk hadden we de felbegeerde stempel te pakken; we konden Indonesië verder verkennen. Voor Yogyakarta zelf hadden we geen plannen meer dus hebben we voornamelijk rustig aan gedaan vandaag. In de avond verkenden we ons wijkje Prawirotaman wat beter en aten we een typisch Indonesische maaltijd bij een tentje met een absoluut niet-Indonesische naam: Mi Casa Es Tu Casa. Les van de dag: Yogyakarta heeft een Carrefour supermarkt met een achtbaan. Vraag me niet waarom.
Donderdag 22 juni
Het was tijd om Yogyakarta te verlaten. Met een busje werden we opgepikt voor de tour die we twee dagen eerder geboekt hadden: een trip langs de vulkanen Bromo en Ijen met daarna drop in de haven op Oostelijk Java. Deze trip werd vergezeld door een groep van vier extra backpackers. Over vandaag valt eigenlijk weinig te vertellen. Elf uur in een busje, waarvan de sticker “airconditioning” op het raam een loze belofte bleek te zijn. We arriveerden in het donker bij hotel Sion View in het dorpje Cemoro Lawang waar het duidelijker een stuk kouder was dan in Yogyakarta. Roos en ik gingen redelijk op tijd naar bed, want het zou een korte nacht worden. Les van vandaag: de stappenteller van mijn telefoon werkt niet goed in een busje. De duizenden hobbels die we hebben genomen werden aangezien als mijn actiefste dag tot nu toe.
Vrijdag 23 juni
Op het onchristelijke tijdstip van 3:30 ging de wekker. Gekleed in een warme trui en gewapend met een fles water en een pak koekjes stonden Roos en ik samen met ons groepje voor het hotel te wachten op onze pickup. Een Jeep pikte ons op en reed richting Penanjakan; een uitkijkpunt op 2770 meter hoogte waar vanaf je de vulkaan Bromo goed kon zien liggen. Eenmaal aangekomen bij Pananjakan bleek dat we niet de enigen waren die de zonsopkomst van de Bromo graag wilden zien. Een platform vol met toeristen verdrong zich om een glimp op te vangen van de eerste zonnestralen over het landschap. Roos en ik, rebellen als we zijn, wisten een rustig plaatsje te bemachtigen buiten de hekken, vlak voor de afgrond. De zon liet zich langzaam zien en wierp een oranje gloed over het landschap. De Bromo vulkaan was mooi te zien, samen met een aantal andere vulkanen in de omgeving. Pluimpjes stoom en as kwamen uit de kraters van de verschillende toppen. Nadat de zon op was stapten we weer in de Jeep en reden over de “sand sea” vlakte richting de Bromo vulkaan zelf. Daar aangekomen krioelden mannen met paarden om ons heen om een ritje aan te bieden naar de top. Nee dank je, wij gingen liever lopen. Na een klein klimmetje bereikten Roos en ik de kraterrand van de Bromo op 2329 meter hoogte. Bromo heeft de klassieke vorm van een vulkaan zoals je deze als kind zou hebben getekend: een kegelvormige berg met een mooie ronde krater. In de kater is een constant gesis te horen waar grote wolken stoom met flinke kracht naar buiten worden geblazen. De gele zwavelafzetting langs de randen geeft een spookachtige indruk. Na een half rondje over de kraterrand te hebben gelopen daalden Roos en ik weer af en keerden terug naar het hotel. Vanaf daar pikte een ander busje ons weer op (wederom met een loze airconditioning-sticker) en reed ons naar het gehucht Palduting. Daar zouden we aan de voet van de vulkaan Ijen op een camping in een tentje slapen. Helaas bleek de organisatie hier niet zo goed te zijn waardoor we met drie personen werden afgezet en er één tweepersoonstentje beschikbaar was. Roos en ik kregen daarvoor een “kamer” aangeboden. Nou hebben we tijdens deze reis al behoorlijk wat discomfort gehad, en dat geeft meestal niets, maar deze kamer spande de kroon. De kamer was gelokaliseerd in een cafeetje, gepositioneerd tussen de keuken en het terras en was opgebouwd uit een aantal houten planken die voor muur door moesten. Het bed was een doorgezakte stapel dekens op een oude matras en stonk enorm. Badkamer en water was uiteraard niet aanwezig en het licht deed je uit door het peertje eruit te draaien. Het boeddhisme had ons blijkbaar bevangen want met een kleine zucht accepteerden Roos en ik ons lot, spreidden onze lakenzak uit en gingen slapen. We wisten dat dit immers toch geen lange nacht zou worden. Les van de dag: een Jeep is naar mijn idee niet gemaakt voor zeven passagiers. Naar het idee van de tourorganisatie wel.
Zaterdag 24 juni
Na een nacht niet geslapen te hebben vanwege de oncomfortabele kamer, maar vooral het geluid van de aanwezige cafébezoekers, stonden Roos en ik rond 1:00 op. Een half uurtje later voegden we ons bij een groepje met een gids en begonnen onze wandeling de vulkaan Ijen op. In anderhalf uur liepen we naar de top van de vulkaan op 2799 meter hoogte. Daar aangekomen daalden we de krater af naar het fenomeen waarvoor we juist zo vroeg waren opgestaan: Blue Fire. De Ijen vulkaan had namelijk de bijzonderheid dat je de krater in kunt afdalen en daar ontbrandend zwavelgas kunt zien. Deze ontbranding is alleen in het donker zichtbaar en geeft een heel bijzondere blauwe gloed. Omdat zwavelgas giftig is hadden we gasmaskers meegekregen. Met onze hoofdlampjes op, lopend en klimmend over de rotsen, voelde het alsof we een marslandschap aan het beklimmen waren. Op de bodem van de krater waren mijnwerkers bezig om (met de hand) stukken zwavel te oogsten en deze in rieten manden op hun rug naar boven te slepen. Een loodzware job. Na het blauwe vuur bewonderd te hebben haasten Roos en ik ons weer uit de krater richting de kraterrand zodat we op tijd waren om de zon op te zien komen. Vanaf de kraterrand had je een mooi overzicht over heel Oostelijk Java. Binnen in de krater van Ijen bevindt zich ook een kratermeer, maar vanwege laaghangende bewolking in de krater was deze niet goed te zien. Nadat we Ijen weer afgedaald waren bracht ons busje ons naar Ketapang Harbour. Vanaf daar pakten we de veerboot naar de overkant: de haven Gilimanuk op het eiland Bali. Daar vervolgden we onze weg met een local bus tot aan het Mengwi busstation. Eenmaal aangekomen regelden we met veel moeite een Uber taxi naar het dorpje Changgu. (Later begrepen we waarom: Uber is verboden op Bali) In Changgu gingen Roos en ik op zoek naar een hotel. We zaten duidelijk op een plek die populair is bij toeristen: hogere prijzen en volgeboekte hotels, dat hadden we nog niet veel gezien. Na heel hip te hebben gegeten bij de lokale hotspot Cloud 9 zat onze lange dag en onze tijd in Java er dan definitief op. Les van de dag: Indonesiërs snappen niets van kamperen. De helft van de tentjes op het kampeerterrein bij de IJen vulkaan was opgesteld onder een overkapping in de portieken van een gebouw.
Fact sheet
Overnachtingen
- Singapore Airport, Singapore
- Homiestay Hostel, Jakarta
- Indah Guest House, Bukit Lawang
- Talitha Guest House, Berestagi
- Sibayak Guest House, Tuk Tuk
- Kuala Namu Guest House, Medan
- Pego Guest House, Yogyakarta
- Sartika Hotel, Yogyakarta
- Sion View Hotel, Cemoro Lawang
- Hok zonder naam, Paltuding
Afstanden:
- Singapore – Jakarta: 898 km
- Jakarta – Medan: 1418 km
- Medan – Bukit Lawang: 72 km
- Bukit Lawang – Berestagi: 128 km
- Berestagi – Tuk Tuk: 237 km
- Tuk Tuk – Medan: 173 km
- Medan – Jakarta – Yogyakarta: 1843 km
- Yogyakarta – Cemoro Lawang – Paltuding – Ketapang: 648 km
- Subtotaal: 5417 km
Totaal: 23409 km