- Australië: deel 1
- Australië: deel 2
- Australië: deel 3
Melbourne, Great Ocean Road, Sydney, Gold Coast, Brisbane, Fraser Island
Donderdag 23 november
Direct na middernacht steeg ons vliegtuig op uit Buenos Aires en zwaaiden we definitief Zuid Amerika uit. Het zou een lange vlucht worden, dus besteedde ik mijn tijd met napraten met Roos, docu’s kijken, eten en drinken. Dat laatste kreeg voor mij een nieuwe dimensie aangezien je ook via het scherm bestellingen kon doorgeven. De plaatsen die we gekregen hadden waren niet echt optimaal, aangezien we blijkbaar in de crèche-afdeling van het vliegtuig waren aangekomen. Als ware het een spelletje mijnenveger zat er nooit een baby op meer dan twee stoelen afstand. Blijkbaar hadden de baby’s een pact met elkaar gesloten zodat er eigenlijk altijd wel eentje aan het huilen was. Ondanks dat en dankzij mijn oordopjes kon ik toch een beetje rust pakken. Les van de dag: de route ging over de Pacific waardoor we dus de dagmeridiaan passeerden en 23 november voor ons letterlijk een hele korte dag was.
Vrijdag 24 november
Volgens de lokale klok kwamen we vroeg aan in Auckland, Nieuw Zeeland. Omdat Roos en ik een beetje een onhandige vliegroute naar Australië hadden geboekt waren we voor een kleine vijftien uur veroordeeld tot dit vliegveld. Aangezien we later nog terug zouden komen kozen we ervoor om niet de stad in te gaan. We liepen dus eerst een beetje verdwaald rond op het vliegveldterrein. Gelukkig vonden we snel een plekje bij… de McDonald’s. Niet onze favoriete eettent, dus bestelden we ook maar niets. Dat kon het personeel ook geen biet schelen aangezien ze ons rustig gebruik lieten maken van een tafeltje, stopcontact en de wifiverbinding. Na het grootste gedeelte van de dag gebruik te hebben gemaakt van de McWifi (en stiekem onze eigen, veel betere, broodjes naar binnen te hebben gewerkt) zat onze overstaptijd in New Zealand er weer op en vertrokken we weer richting de check-in naar Australië. Na een relatief kort vluchtje van zo’n vier uur landden we in Melbourne en namen een Uber naar ons hostel. Na flink wat uren reizen was mijn leefritme zoek, dus besloot ik maar die van Melbourne meteen te adopteren. Les van de dag: nog maar vers in Australië hadden we met een inchecktijd van 01:15 en een uitchecktijd van 10:00 meteen al de slechtste prijs per uur voor een hostel te pakken.
Zaterdag 25 november
De adoptie van Melbournse tijdzone ging me goed af, want het ontbijt voelde alsof ik gewoon in een standaardritme zat. Omdat (zoals altijd) Roos en ik niet echt wisten hoe we onze tijd in een nieuw land gingen invullen hadden we slechts één nacht geboekt in het hostel. Gevolg was dat we deze ochtend meteen weer het hostel uit gezet werden omdat de komende nacht al volgeboekt was. Op een kilometer afstand vonden we een nieuw hostel dat ons geschikt leek (met de nadruk op leek). Bij een supermarkt in de buurt deden we boodschappen en verkenden de eerste stukjes Melbourne. Wat opviel waren meteen de prijzen: alles is #@*% duur! Niet alleen vergeleken met de afgelopen maanden, want dat waren nu eenmaal goedkope landen, maar ook nog steeds vergeleken met Nederland. Teruggekomen in het hostel merkten we dat het al drukker was geworden. Het grootste gedeelte van de hostelgenoten bestond uit begin twintigers die een tijdje in het hostel woonden tijdens de tijd dat ze een baantje hadden in Melbourne. Tijdens onze reis hebben we vaak een leuke match gehad met andere backpackers ongeacht leeftijd of afkomst. Maar in dit hostel voelde ik een afstand tot de andere bezoekers. Deze afstand werd eigenlijk alleen maar groter naarmate de avond vorderde. De overige backpackers werden dronken, lawaaierig en maakten er eigenlijk een teringzooi van. Roos en ik ontvluchtten het hostel en streken neer op een gezellig terrasje en sloten daar de dag af ons afvragend of we toch niet gewoon oud aan het worden zijn? Les van de dag: als je bij het ontbijt een potje vegimite ziet staan, smeer het dan niet op je brood. Ik herhaal: NIET op je brood doen. Super smerig!
Zondag 26 november
Langzaamaan begonnen discomforts van het hostel naar boven te drijven. Het was toch allemaal niet zo leuk, schoon of gezellig als waar we op gehoopt hadden. Maar we hadden eigenlijk ook geen zin meer om nog een keer van hostel te veranderen. Zolang zouden we ook niet in Melbourne zijn. Roos en ik verbleven samen in dezelfde dorm die eruit zag alsof er een orkaan doorheen gewaaid was. De overige dormgenoten speelden waarschijnlijk “de vloer is lava”, want over de gehele vloer lag kleding en andere zooi. Eén van de verbazingwekkende ontdekkingen in Australië is het gebrek aan fatsoenlijk werkend publiek wifi. Ik dacht terug te zijn gekomen in de Westerse wereld zodat je op elke hoek van de straat een voldoende krachtig wifi-signaal hebt om een gloeilamp op te laten lichten. Maar dat is in Australië toch even anders. Toen het wifi-signaal voor de zoveelste keer op het hostel uitviel, besloten we om naar een winkelcentrum te verhuizen waar wel een soort van werkende wifi aanwezig was om daar wat noodzakelijke dingen online te regelen. Ten eerste natuurlijk: ons vervoer voor de Oostkust. De meeste mensen regelen een campertje maanden van tevoren en dat was ook te merken. Gelukkig konden we nog budgetcampertje vinden die we drie dagen later konden oppikken in Melbourne. In de middag hadden we eindelijk eens tijd om wat meer van Melbourne te zien. Roos en ik wandelden door de wijk St. Kilda, waar ons hostel zich bevond. Deze wijk ligt aan het strand en heeft een boulevard waar je kunt uitwaaien. Vrij letterlijk, want het waaide windkracht zandstraal. Ons plan om in de avond pinguïns te gaan kijken op de pier stelden we dus nog even uit en ruilden dit in voor een drankje in één van de hippe cafeetjes van onze wijk. Les van de dag: als een dronken hostelgenoot (overdag!) in je bed gaat liggen, zorg dan dat hij niet stiekem je oordopjes meejat als je hem eruit schopt. (“I believe these are mine!”)
Maandag 27 november
Nadat we de vorige dag een voorzichtige kennismaking gemaakt hadden met een stukje Melbourne was het vandaag tijd voor het echte werk. Na een flinke wandeling door het Albert Park liepen Roos en ik het hart van de stad, ook wel Central Business district of CBD genaamd, in. Melbourne is een gigantische stad met meer dan vier miljoen inwoners en heeft dan ook de uitstraling van een Westerse metropool. Je struikelde bijna over de overvloed aan hipsters, alle winkels en gebouwen lagen er piekfijn bij en publieke voorzieningen waren weer goed geregeld (op wifi na natuurlijk). Op een of andere manier leek iedereen in de stad jong, hip en rijk, waardoor je je afvroeg of iedereen in Australië met deze eigenschappen gezegend was. De hipheid werd onderstreept door mijn favoriete kunst in een stad: street art. Hosier Lane was volledig beschilderd en ook in de wijk Fitzroy, die we later bezochten, was geen blinde muur meer te vinden. In deze wijk bewonderden we meer moois dat Melbourne te bieden had waarna we weer terug liepen naar het CBD voor het diner. Die avond zag ik voor het eerst Australië’s meest iconische springende buideldier: een kangoeroe. Ware het wel medium gebakken met een champignonsausje op mijn bord. De levende variant moest ik nog ontmoeten. Les van de dag: de backpackers in ons hostel die niet aan het werk waren deden eigenlijk de hele dag niets (dan bankhangen en tv kijken) waardoor Roos en ik deze groep bestempelden als “lazypackers”.
Dinsdag 28 november
Melbourne is gigantisch en onmogelijk om in een paar dagen geheel te verkennen. Na het ontbijt hadden Roos en ik besloten om een stuk Melbourne in de omgeving van ons hostel te bekijken. Iets ten noorden ligt de wijk Richmond. Ook bekend vanwege zijn street art en dus moesten we (lees: ik) een kijkje gaan nemen. We liepen verder en kwamen in de wijk gelegen ten zuiden van de Yarra river, toepasselijk genaamd ”South Yarra”. Deze wijk is uitermate geschikt voor shopaholics. Niks voor Roos en mij dus, wij pakken liever een terrasje, wat we dan ook gedaan hebben. Terug op het hostel maakten we gebruikt van het feit dat we voor lange tijd geen oven zouden hebben door een berg bananenbroodjes te bakken. Deze voorraad kon mooi mee op road trip, al zou later blijken dat we ze binnen anderhalve dag opaten. Omdat het weer zich van haar rustige kant liet zien, pakten we het plan weer op om pinguïns te gaan kijken. Op de pier aangekomen stonden we met een kudde toeristen de beestjes aan te gapen. Deze variant pinguïns was een stuk kleiner en minder typisch van gestalte dan de variant die we op Vuurland gezien hadden, maar desondanks leuk om naar te kijken. Les van de dag: of eigenlijk her-ontdekking van de dag: de ALDI. Mijn supermarkthart werd helemaal vrolijk van de Australische variant (in tegenstelling tot de Nederlandse variant). Goede producten en veel minder absurd geprijsd dan de Australische concullega’s.
Woensdag 29 november
Roos en ik zwaaiden het hostel uit waar we toch een minder emotionele band mee hadden en pakten een Uber richting het camperverhuurbedrijf. Daar aangekomen regelden we eerst het nodige papierwerk wat behoorlijk wat tijd in beslag nam. Eén van de vreemde dingen van Australië is dat je standaard onverzekerd rondrijdt. Hoewel ik een groot tegenstander van oververzekeren ben, druiste dat toch in tegen mijn rechtvaardigheidsgevoel en besloten we om ons toch maar te verzekeren tegen schade die we zouden kunnen veroorzaken. Nadat alle rompslomp geregeld was, was het tijd om op pad te gaan. Met als eerste uitdaging: links rijden! Met het stuur aan de rechterzijde en de bediening van versnellingspook, handrem, knipperlicht en ruitenwisser andersom was het wel even wennen om op pad te gaan. De eerste kilometers signaleerde ik rechts- of linksaf dan ook met een vrolijk zwiepende ruitenwisser. (Gas, rem en koppeling blijft onveranderd, gelukkig maar.) Maar na een paar kilometer had ik de basics onder de knie en voelde het bijna alsof we de verzekering toch achterwege hadden kunnen laten. Onze eerste stop was al binnen een paar kilometer bij een grote shopping mall in een buitenwijk van Melbourne. Daar deden we boodschappen om de volgende dagen enigszins mee door te kunnen komen. Onze road trip begon westwaarts voorbij het stadje Geelong waar we de Great Ocean Road opreden. Dit is een historische route die langs de zuidkust gaat en een aantal mooie plekken onderweg heeft. Onze eerste stop maakten we dan ook bij het Split Point Lighthouse, een vuurtoren zoals je hem uit een plaatjesboek verwacht. Vanuit daar reden we door het dorpje Lorne en kregen het plan in ons hoofd om landinwaarts te rijden naar Lake Elisabeth waar het mogelijk zou moeten zijn om de beroemde vogelbekdieren te zien. Ik stuurde de camper de Great Ocean Road af naar rechts en reed zo een… gravelweggetje op? Het kwartje begon te vallen waarom de helft van de bevolking hier in een terreinwagen rondrijdt, want lang niet alle wegen zijn voorzien van een laagje asfalt (“sealed”, zoals ze hier zeggen). Gravel- en zandweggetjes (unsealed) zijn hier vrij normaal dus reed ik het campertje het pad op, dat steeds steiler en smaller werd. Na een aantal kilometer door de bossen crossen met de camper viel mijn blik op de brandstofmeter: minder dan een kwart. Shit, dat ging sneller dan ik dacht en aangezien de lokale brandstofverkopers midden in de bossen een tankstation niet als commercieel haalbaar zagen zou dat best wel eens een probleem kunnen zijn voor ons. Toen we stopten om onze kansen in te schatten hopte er nog een kangoeroe voor ons door, maar onze aandacht zat vooral even bij de situatie waar we inzaten. We besloten rechtsomkeer te maken en de vogelbekdieren voor vandaag maar even te laten voor wat het was. Op de hoofdweg aangekomen reden we langs de Kenneth River die bekend staat om zijn fauna. In onze korte stop zagen we drie koala’s in de bomen vergezeld door papegaaien en kakatoes. Bij de eerste mogelijkheid gooiden we de tank van de camper vol, waarbij er tot mijn verbazing slechts 35 liter bijgetankt kon worden. De betrouwbaarheid van de benzinemeter liet dus te wensen over. We kozen voor een slaapplaats op een nabijgelegen camping, wat niet eens echt goedkoop was, en kookten daar ons eerste kampeermaaltje. Na wat getangramd te hebben met onze tassen en de slaapruimte vonden we een plekje om te liggen en sliepen voor het eerst in ons campertje. Les van de dag: Melbourne bestaat toch niet alleen uit jonge hippe rijke mensen. Simpele zielen zijn in overvloed te vinden in Broadmeadows Shopping Mall.
Donderdag 30 november
Na wakker te zijn geworden op de camping aten Roos en ik ontbijt en hadden beschikking over een uitstekende douche; dat zou later anders worden. Vervolgens gingen we weer op pad met ons campertje. Om een beeld te vormen van ons vervoersmiddel annex slaapplaats lijkt het me op zijn plaats om dit verder toe te lichten. Het campertje was een Mitsubishi Express L300, een bestelbusje van het type Aziatisch koekblik, omgebouwd tot een rijdende woning voor “happy campers” zoals de verhuurorganisatie het zelf omschreef. Deze organisatie had de type van de wagen dan ook omgedoopt tot de “Hippie Drift” en wij waren de gelukkige huurders van het exemplaar “Johnny”, vernoemd als eerbetoon aan Johnny Cash. Vanaf vandaag noemden wij ons campertje dan ook niet meer “campertje”, maar steevast “Johnny”. Het interieur van Johhny bestond uit het passagiersgedeelte met twee stoelen en het slaapgedeelte met hierin ruimte onder het bed voor klapstoeltjes, kookgerei en dergelijke en aan de achterzijde een keukenblokje met een gootsteentje. Piepklein, maar allemaal wel heel praktisch. Met Johhny gingen we weer verder op pad om de rest van de Great Ocean Road te verkennen. Omdat de vorige poging mislukt was, wilden Roos en ik toch nog eens de kans wagen om naar Lake Elisabeth te gaan. Via de zuidelijke route, die een stuk beter was dan het bospaadje kwamen we aan in het park. Echter werd snel duidelijk dat de vogelbekdieren zich niet snel laten zien en de kans op een glimp het beste zou zijn tijdens zonsop- of ondergang. Het National Park zelf was wel mooi, maar toch enigszins teleurgesteld vervolgden we onze weg. De tweede stop was Mait’s Rest: een kleine wandeling door een natuurgebied met gigantische bomen. Volgende stop was de Cape Otway Lighthouse. Aangezien de entree hiervoor een lieve twintig dollar per persoon was en we de dag ervoor toch al een vuurtoren bewonderd hadden, sloegen we die even over. Op de volgende stop, de Castle Cove lookout, kregen we een mooi uitzicht over de zee. Van andere backpackers hadden we de tip gekregen om “free campsites” te gebruiken in plaats van de betaalde campsites, die toch meer werden bezocht door gezinnetjes. Het was 2017, dus ook hier hadden we een app voor gedownload en deze verwees on netjes naar onze eerste gratis plek genaamd “Behind gravel pitt”. Deze beschrijving was uitermate correct, want meer dan een landweggetje achter een gravelplaats was het dan ook niet echt. Roos en ik twijfelden nog even of de app ons echt de juiste plaats aangewezen had, maar nadat er drie andere backpackers arriveerden, waren we hier toch van bevestigd. Laat in de avond reden we toch nog even van ons kampeerplaats af naar het nabijgelegen natuurparkje Melba Gully om daar gloeiwormen te bewonderen. Ook hier hadden we eerst onze twijfels of dit een succes zou worden, maar na een wand vol gloeiende insecten in het pikdonker bewonderd te hebben, waren we er toch van overtuigd dat het de moeite waard was om hiervoor voor schut te lopen met een hoofdlampje. Les van de dag: de edele kunst van het gloeiwormen bewonderen zit het in de volharding om ze te vinden.
Vrijdag 1 december
Aangezien onze slaapplaats geen voorzieningen had, zoals stromend water, elektriciteit of een douche, waren Roos en ik snel na het ontbijt weer op pad. Vandaag stond het deel van de Great Ocean Road op het programma dat bekend is uit de toeristische foldertjes. De kust bestond hier uit steile rotswanden waar de zee ruig tegenaan sloeg. Op een aantal plekken steken rotspieken uit de zee die de “Twelve Apostiles” worden genoemd. Vreemd genoeg zijn het er in werkelijkheid een stuk minder dan twaalf. Via een wandelroute van verschillende lookouts kregen we de gehele kustlijn mooi te zien, al was het weer een beetje wisselvallig. Het onheil sloeg echter pas echt toe toen onze nieuwe camera, die we een paar maanden eerder in New York gekocht hadden het begaf. Het zoommechanisme van het toestel weigerde dienst en klonk als een pak spijkers in een blender. Na de serie lookouts lunchten Roos en ik in Port Campbell, al probeerden de aanwezige meeuwen dat te voorkomen door onze boterhammen te kapen, onsuccesvol gelukkig. Via stops bij de lookouts van London Bridge, Grotto, Bay of Martyrs en Bay of Islands kwamen we op het einde van onze dag terecht bij onze volgende free campsite in het dorpje Panmure: een veldje ingericht door de lokale gemeente en uitgerust met een WC-gebouwtje en een picknicktafel met overkapping. Les van de dag: openbare voorzieningen zijn geweldig goed geregeld in Australië. Toiletten, stranddouches, picknicktafels, drinkfonteintjes, openbare barbecues, zon- en windoverkappingen: je vindt ze echt overal.
Zaterdag 2 december
Panmure lag aan het einde van de Great Ocean Road. Omdat wij eigenlijk de andere kant op wilden reizen en de Great Ocean Road wel heel mooi, maar nogal bochtig is, besloten we om via een rechtstreekse highway weer westwaarts te gaan. Hiervoor moesten we eerst Melbourne weer passeren. Maar van dit feit maakten we dankbaar gebruik door een stop te maken bij een grote shopping mall en daar (wederom) een nieuwe camera aan te schaffen, evenals nieuw voedsel voor de komende dagen. De dag bestond vooral uit kilometers maken. Dat gaf niets, want het weer was namelijk toch niet al te best. Rijdend met Johnny in gezelschap van de beste travelpartner die je maar kunt bedenken was dat eigenlijk geen probleem. In het dorpje Coolac hadden we weer een free campsite gevonden en Roos en ik hadden besloten er een sport van te maken om niet meer te gaan betalen voor overnachtingen. De campsite was een veldje achter een hotel/bar en was tot onze opluchting voorzien van een klein badkamertje met douche! Om de gastvrijheid van de café-eigenaar te waarderen dronken Roos en ik ’s avonds nog een drankje in de bar, die vanwege het feit dat het zaterdag was, vol zat met lokale cowboys en -girls. Zowel de café-eigenaar als de rest van de bezoekers waren door hun Australisch accent nauwelijks te verstaan, dus glimlachten Roos en ik maar wat en beantwoordden hun vragen maar met “yes” in de hoop dat ze geen oneerbare voorstellen aan het doen waren. Les van de dag: er is een verband tussen de grootte van een roo-bar* en de onverstaanbaarheid van de eigenaar van de auto. (*roo-bar: kort voor “kangaroo-bar”: een stellage van buizen die voorop een auto wordt geplaatst en de bestuurder van de auto een stuk fortuinlijker maakt dan de kangoeroe waar hij tegenaan botst.)
Zondag 3 december
Na een ontbijtje op onze camsite reden Roos en ik richting Pebbly Beach. We hadden gehoord dat op dit strand kangoeroes rondhupten en dat wilden we wel eens zien. Bij Pebbly aangekomen waren er wel meer zoekende toeristen, maar geen kangoeroes te vinden. Na wat verder sherlocken vonden we toch een aantal kangoeroes die op een stukje privégrond hun rust zochten. Roos en ik vervolgden de dag door verder te rijden en een wandeling te maken in Murramarang National Park. Tijdens de eerste honderd meter stapte ik bijna op een grote zwarte slang die passeerde. (Voor de serpentofielen: merk en type onbekend.) Dit was weer even een wake up call voor Australië’s motto: “everything here can kill you!”. Goed en wel in het park zagen we tientallen kangaroes, die ons aanstaarden alsof ze nog nooit een mens gezien hadden. Zo nu en dan schrokken zowel wij als een kangoeroe van elkaars aanwezigheid als we elkaar op slechts enkele meters passeerden. Nadat we meer natuurschoon gezien hadden keerden we weer terug naar Johnny en reden door naar Jervis Bay. Het daar gelegen Hyams Beach had volgens de beschrijving “het witste zand van Australië”, al zou die kwalificatie later nog wel vaker geclaimd worden door andere stranden. Desalniettemin was het een prachtig tropische aanblik en was het zand vanwege zijn reflecterende werking verbazend koel. We reden nog een stukje door naar Greenfield Beach waar Roos en ik dankbaar gebruik maakten van de stranddouche en vervolgens ons maaltje kookten terwijl de zon langzaam wegzakte. Via een hobbelweggetje kwamen we in het donker aan bij onze slaapplaats: Army Camp. Dit was weer een campsite van het type Spartaans. Maar aangezien we al gegeten hadden en je op deze manier van reizen behoorlijk met het zonlicht gaat leven hadden we de voorzieningen ook niet echt nodig en gingen we op tijd naar bed. Les van de dag: in tegenstelling tot de kangoeroes laten de felgekleurde papagaaivogeltjes op Pebbly zich graag zien. En ze proberen zelfs je koelkast leeg te roven.
Maandag 4 december
Nadat we ontbijt hadden gehad en we op pad waren gegaan begon het weer zich van haar slechte kant te laten zien. Gelukkig hadden we dit zien aankomen en daarop ons schema gepland. Na nog een stop bij de Sea Cliff Bridge stopten we in Loftus, een voorstadje van Sydney. Daar parkeerden we Johnny op de parkeerplaats van het station en namen een trein richting het centrum van Sydney. Een bus bracht ons naar de hippe wijk Glebe waar we inchecken bij een leuk hostel. Uiteraard was de wifi traag en onstabiel, maar de aanwezigheid van elektriciteit en stromend water waren opeens weer een luxe. Omdat het weer ook onstabiel was en de reis toch het grootste gedeelte van de dag had ingenomen, bleven we op het hostel, aten daar en bevestigden dat het vorige hostel gelukkig geen opmaat was voor de gezelligheid van de hostelgenoten. Les van de dag: Nederlanders spreken goed Engels. Als je na twee minuten Engels met elkaar praten er pas achterkomt dat je elkaars moerstaal deelt is dat wel bevestigd.
Dinsdag 5 december
Niet alleen Zuid Amerika kent het concept van een Free Walking tour, ook in Sydney sloten Roos en ik ons aan bij een wandeling door de stad. Een geboren en getogen Sydneyse liet vol trots haar stad zien. We maakten een wandeling langs onder andere Town Hall en Hyde Park, maar uiteraard eindigde de tour met een uitzicht op datgene waar iedereen Sydney van kent: de Harbour Bridge en het Opera House. Na de tour besloten Roos en ik de laatste twee van dichtbij te bekijken, net zoals honderden andere toeristen overigens. Vervolgens bezochten we in de middag nog het Museum of Contemporary Art en de Royal Botanic Gardens. Een lijnbus bracht ons naar het befaamde Bondi Beach, maar hier was het bijzonder rustig. In de avond voerden we voor de zoveelste keer een kamerwisselritueel uit, waarna we de dag afsloten in een Mexicaans restaurant in onze wijk Glebe. Ondanks het feit dat ze hier van Sinterklaas nog nooit gehoord hebben, hadden we zo toch nog ons eigen heerlijk avondje. Les van de dag: weersvoorspellingen zijn ook maar voorspellingen. Tegen de meldingen in was het best mooi weer, terwijl wij dachten: het weer syd-ney mee. (Pa-da-boem)
Woensdag 6 december
Roos en ik genoten nog van het ontbijt op het hostel en checkten daarna uit. We lieten onze spullen bij het hostel achter en gingen weer op pad voor een flink stuk hardlopen door Sydney. Ondanks dat we midden in de stad zaten bleek het goed mogelijk om een mooi stuk te rennen door parken, langs riviertjes en haventjes af. Sydney was duidelijk niet de metropool met wolkenkrabbers, maar had juist veel ruimte voor verschillende leuke wijkjes. Na onze inspanning fristen we ons weer op, deden boodschappen en bleven nog wat hangen bij het hostel. We kookten nog ons diner bij het hostel en toen de zon onder was namen we weer de bus en trein terug naar Loftus, waar Johnny braaf op ons wachtte. De duisternis gaf ons de bescherming om onze snode plannen van die dag uit te kunnen voeren: illegaal kamperen. Omdat er rond Sydney geen gratis campsites bestaan sliepen Roos en ik die nacht op de parkeerplaats van het station. Les van de dag: leuke wijkjes genoeg in Sydney. Maar ook voor leuke prijsjes. Nadat ik bij een makelaar in de etalage had gekeken wist ik weer waarom Sydney de reputatie heeft van één van de duurste steden ter wereld.
Donderdag 7 december
In de ochtend werden we wakker terwijl de forensen om ons heen zich naar het station haastten. Roos en ik ontbeten op de parkeerplaats en concludeerden dat we ons steeds vrijer voelden in onze roadtripsituatie, zoals het een echte hippie betaamt. Precies zoals voorspeld had het wisselvallige weer plaatsgemaakt voor de zon zodat we met een stralend blauwe hemel aankwamen bij het Royal National Park. Vlak voor aankomst joeg ik Johnny over de 300.000 km grens, wat best een prestatie is voor een wagentje dat in gezelschap van backpackers de Oostkust afstruint. Bij het park maakten we een hike langs de Wedding Cake Rock (waarvan Roos de naam steeds verhaspelde tot “Wedding Pie” en “Taartpunt”) met een typische witte platte laagjesstructuur. Ook bekeken we de Figure of Eight Pools; natuurlijk gevormde baden in de vorm van, u raadt het al, het getal acht. Eerst van bovenaf vanaf een klif en daarna beneden van dichtbij. De Australische National Park Service deed nogal panisch over de gevaren van deze natuurlijk gevormde baden. Maar Roos en ik besloten dat het veilig genoeg was voor een plons. Na het bezoek aan het Royal National Park reden we in de middag nog een heel eind noordwaarts zodat we vrij laat arriveerden op onze campsite. Les van de dag: ik vond 300.000 km al heel wat voor een benzine-Mitsubitsi. Later zouden we nog een broertje van Johnny tegenkomen met ruim 420.000 op de teller!
Vrijdag 8 december
Vandaag stond er op het programma: kilometers maken. Omdat Australië een gigantisch land is moeten er nu eenmaal flinke afstanden gereden worden. Maar eigenlijk vond ik dat wel prima. Vrijwel alle afstanden zat ik achter het stuur en zat Roos naast me in de rol van navigator, DJ, serveerster, en planner om het volgende bezoekje verder uit te pluizen. Beiden voelden we ons het prettigste in onze rol zodat we eigenlijk nooit wisselden. In het stadje Coffs Harbour maakten we nog een kleine stop om boodschappen te doen en hierbij vooral een nieuwe USB autolader te kopen aangezien het eerste stuk Chinees plastic het al begeven had. Voldoende elektriciteit voor onze apparaten was een kostbaar goed geworden tijdens de road trip dus moesten we hier dan ook verstandig mee omgaan. Vlak voordat de zon onderging kwamen we aan in Byron Bay en konden hier nog net de schitterende zonsondergang zien die een gloed wierp op de sprookjesachtige vuurtoren op de rand van de baai. Minder fabelachtig was het koken van ons maaltje op een parkeerplaats en de overnachting die hierop volgde op een snelwegparkeerplaats. Les van de dag: hoewel het uitstekende springers zijn, zijn kangoeroes geen goede verkeersdeelnemers. Langs de (snel)wegen ligt het bezaaid met kangoeroes die de voorrangsregels niet begrijpen.
Zaterdag 9 december
In de ochtend reden we iets meer landinwaarts zodat we arriveerden bij Springbrook National Park. Anders dan dat we gewend waren, waren de uitkijkpunten en attracties in dit park flink verspreid over het enorme park. Het gevolg was dus dat we na een bezoekje steeds de auto weer instapten en reden tot aan de volgende stip op de kaart. We maakten korte stops bij de Natural Bridge (een waterval die door een grot liep), de Purlingbrook Falls (een waterval zoals je hem uit een plaatjesboek kent) en de Canyon lookout (zoals de naam al zegt: een uitkijk over een canyon). Met de naam van de laatste stop “Best of All Lookout” waren Roos en ik het niet eens. (Gewoon een blik op een vallei) We reden vervolgens door tot een voorstadje van de stad Gold Coast: Burleigh Heads. Hier beklommen we een bergje in het Burleigh Heads National Park om daar de befaamde Tumgun lookout te hebben op de rivier die de zee in stroomt. Omdat onze interne klok toch niet helemaal synchroon liep met die van de zonuren kookten Roos en ik die avond onder een lantaarnpaal en aten ons maaltje op aan het strand. Omdat we de volgende dag door wilden naar Gold Coast en de eerstvolgende free campsite niet in de buurt was, parkeerden we Johnny ergens in de schaduw op een parkeerplaats en spendeerden daar de nacht. Les van de dag: een zwerver dacht de overnachting nog beter voor elkaar te hebben dan wij. Hij had een openbaar toilet volledig naar eigen smaak ingericht. Helaas dacht (een bijzonder geduldige) meneer agent daar toch anders over en haalde hem uit zijn nieuwe onderkomen.
Zondag 10 december
Burleigh Heads was vroeg wakker. Al rond zeven uur was het een drukte van jewelste aan de boulevard met strandgangers en hardlopers. Roos en ik genoten van een ontbijtje met onbetaalbaar uitzicht op zee, of beter gezegd: onbetaald uitzicht. We reden verder naar het centrum van Gold Coast, dat nog maar enkele kilometers verderop lag. Het centrum van de stad concentreert zich, zoals zoveel Australische steden, op het strandleven. De wijk “Surfers Paradise” was hier dan ook het ultieme voorbeeld van, met gigatisch hoge wolkenkrabbers die bijna op het strand stonden. Gold Coast was mooi, maar voor ons “gewoon” een Australische stad. In de middag reden we dan ook weer verder richting het noorden. In het dorpje Beenleigh vonden we een nette en ruime campsite waar we Johnny parkeerden. Omdat de zon nog op was, maakten we van de gelegenheid gebruik om een flink stuk te gaan hardlopen. Op de campsite waren meerdere backpackers aanwezig. Voordat we met de camper gingen reizen had ik verwacht dat iedere campsite zou worden overspoeld met backpackers, maar dat bleek in werkelijkheid enorm tegen te vallen. Veel campsites waren vrij leeg en de bezoekers waren ook vaak Australische gezinnetjes, ouderen of semi-zwervers die hun auto leken te wonen. Les van de dag: ook als er geen douche aanwezig is kun je douchen. Met een invalidetoilet, een kraan en een leeg yochurtbakje kom je een heel eind. Toch nog iets gehad aan de kennis die we hebben opgedaan in Nepal.
Maandag 11 december
In de ochtend reden we door naar de volgende grote stad aan de Oostkust: Brisbane. Na een parkeerplek te hebben gevonden wandelden we door het park richting het CBD van de stad. Overal waren kerstversieringen aangebracht en er stond een enorme kerstboom op het centrale plein van de stad, nep uiteraard. Ik kon maar niet wennen aan het feit dat ik in mijn korte broek, op slippers door de kerstsferen aan het wandelen was. Temeer aangezien de Australiërs het thema winter-wonderland stug bleven toepassen met kerstmutsen, nepsneeuw en arresledes. In pittoresk restaurantje (lees: Mc Donalds) zochten Roos en ik een plekje om een volgende activiteit te boeken. Het vreemde van Australië is dat het vrijwel onmogelijk is om een leuk koffietentje te vinden, die ook nog eens wifi (en elektriciteit) aanbiedt. Koffie is voor Australiërs een vak apart en daar hoort blijkbaar geen gerommel met laptops bij. Nadat het gelukt was de activiteit te boeken gingen we weer op pad richting de Brisbane River. Deze stadsader kronkelt zich een weg naar de zee en wordt ook druk gebruikt voor transport. We namen een ferry die ons uitzicht gaf op verschillende stukken van de stad waarna we weer terugwandelden naar Johnny. Roos en ik concludeerden dat zonder een specifiek doel, Brisbane niet echt heel bijzonder was en we er dus ook niet meer tijd hoefden te spenderen. We vonden weer een campsite waar we de nacht konden doorbrengen en high-fiveden op het feit dat er op de Oostkust voldoende goede plekken aanwezig waren waar je voor niets kon staan. Les van de dag: McDonalds is zo uniform, dat zelfs de medewerkers, op welke vestiging dan ook, geen ene zier geven om het feit dat je enkel gebruik komt maken van een tafeltje, elektriciteit en wifi, zonder ook maar iets te bestellen.
Dinsdag 12 december
Vroeg in de ochtend voltooiden we de laatste zestig kilometer tot het stadje Hervey Bay. Daar lieten we Johnny voor de rest van de dag achter terwijl we zelf opgepikt werden door een bus om richting Fraser Island te gaan. Na een kort ritje werden we op een ferry geladen om op Fraser aangekomen weer in een bus te stappen, ware het dit keer wel een forse vierwielaangedreven variant. Dat was ook wel nodig aangezien er op het gehele eiland geen verharde wegen te vinden zijn. De bustruck reed naar de oostzijde van het eiland waar zich de “75-mile beach” bevindt. Je raad het al: een nogal lang stuk strand dat tevens dienst deed als hoofdweg over het langgerekte eiland. Het voelde vreemd om met een bus door het zachte zand van het strand te scheuren, maar zowel chauffeur als bus deden het prima. Langs het strand bezochten we de Pinnacles rotsformaties, een oud schreepswrak en Elie Creek. Het laatste is een kraakhelder beekje waar je doorheen kunt waden. Na een goede lunch vervolgde de tour naar het binnenland van het eiland waar we een stop maakten bij Central Station. Niet dat hier een treinstation lag, maar het was een plaats die in het verleden de centrale plek was voor de houtkap. Sinds de UNESCO status van het eiland was dit gestopt en vormde het een plek om een wandeling door het regenwoud van Fraser te kunnen maken. De dag eindigde in Lake McKenzie; een meer dat in het midden van het eiland ligt waar je prima in kunt zwemmen, wat we dan ook gedaan hebben. Bij terugkeer op het vasteland pikten we Johnny weer op en reden verder richting het noorden. Aangezien het al schemerde en mijn navigatieapp een zanderige bosweg gekozen had, werden we nog getrakteerd op een roedel overstekende kangoeroos. Les van de dag: Fraser Island is een eiland gemaakt van aangespoeld zand. Daarmee is het eiland niets anders dan “a big pile of sand”. Een feitje wat onze gids toch zeker een keer of tien heeft laten weten.
Woensdag 13 december
Aangezien de dag vandaag bestond uit kilometers maken was het geen bijzonder spannende dag. Na het ontbijt begon de rit en in de middag maakten we een stop in de stad Rockhampton. Hier gebruikten we onze pauze weer om een volgende activiteit te boeken. Het bleek nog verdomd lastig om een tour op de Whitsundays te vinden die nog beschikbaar was. Roos en ik zaten nog steeds in de Zuid-Amerika modus van “boeken bij aankomst” en het liefst nog een flink potje onderhandelen over de prijs. Ondanks de krappe beschikbaarheid was ik mijn handelsgeest per telefoon blijkbaar nog niet verloren, want zelfs hier lukte het om een stuk van de prijs af te krijgen. Na deze persoonlijke voldoening reden we weer een heel stuk door en overnachtten op een campsite nabij een tankstation. Les van de dag: de openbare barbecueplaatsen die je overal in Australië tegenkomt zijn ook prima geschikt om een pannetje rijst op te laten sudderen.
Donderdag 14 december
De campsite van de afgelopen nacht was lawaaierig, ongezellig en stonk. Dus we zorgden dat we er weer snel weg waren. Temeer ook omdat we de ochtend wilden starten met een run langs de kust van het plaatsje Airlie Beach. Hierna installeerden we onze picknickspullen aan het strand en genoten daar van het ontbijt en vervolgens van een plons in het water van de aanwezige laguna. In de middag bevestigden we onze tour op de Whitsundays bij een touroffice en namen we nog wat tijd voor onszelf op de laptop aan een tafeltje in het lokale winkelcentrum. Hier was de beveiliging het niet mee eens en ons werd gevraagd te vertrekken. Omdat we blijkbaar al meer regels overtreden hadden die dag, kon het er voor ons ook nog wel bij om een woonwijk in te rijden om daar op een parkeerplaats te overnachten. Les van de dag: je kunt alleen beveiliger worden in een Australisch winkelcentrum als je vroeger enorm gepest bent.
Overnachtingen:
- Pint on Punt hostel, Melbourne
- Barkly Backpackers hostel, Melbourne
- Apollo Bay Recreational Reserve campsite, Apollo Bay
- Behind gravel pit campgrounds, Lavers Hill
- Panmure Free Camp, Panmure
- Beehive campground, Coolac
- Army Camp campgrounds, Falls Creek
- The Village Glebe hostel, Sydney
- Loftus Station Parking, Loftus
- Twelve Mile Hill Rest Area, Raymond Terrace
- Yelgun Rest Area, Billinudgel
- Goodwin Terrace Parking, Burleigh Heads
- Hugh Muntz Campground, Beenleigh
- Tiaro Memorial Park, Tiaro
- Granite Creek Rest Area, Gin Gin
- BP Parking, Bloomsbury
- Abell Road Parking, Cannonvale
Afstanden:
- Buenos Aires – Auckland: 10348 km
- Auckland – Melbourne: 2624 km
- Road trip: Melbourne – Airlie Beach: 4362 km
Subtotaal: 17334 km
Totaal: 86403 km