Christchurch, Queenstown, Wanaka, Franz Josef, Abel Tasman, Nelson, Wellington, Taupo, Whakatane, Auckland
Vrijdag 26 januari
Onze dagen in Australië zaten erop. Maar voordat we door konden naar Nieuw-Zeeland moesten we nog wel onze overstaptijd overbruggen in Brisbane. Op het airport van Brisbane hingen we een beetje rond tot de zon weer opkwam. Ik deed nog een poging tot slapen bij een gate, op de grond, maar dat bleef vooral een poging. Daarna steeg ons vliegtuig op richting het oosten. Aangezien ik nog jarig was wist Roos me weer te verrassen door ook aan boord van dit toestel de “verjaardag experience” te regelen bij het vluchtpersoneel: champagne, extra toetjes en uit de business class werden zelfs toillettasjes aangesleept. Tegen de tijd dat we het Zuidereiland naderden konden we door ons vliegtuigraampje al de contouren waarnemen van het ruige landschap van Nieuw-Zeeland. Een prachtig uitzicht op bergen, meren en besneeuwde bergtoppen, terwijl het personeel ons maar champagne bleef serveren. Gelukkig was ik bij landing in Christchurch fris genoeg om netjes in het gelid de procedures van de douane te ondergaan. Nieuw-Zeeland is paranoia voor alle organische zaken, dus fruit, vlees, zand en zelfs gebruikte kampeerspullen zijn uit den boze. Na deze formaliteiten haalden we onze huurauto op en reden richting het hotelletje dat we de voorafgaande dag geboekt hadden. Het betrof een piepklein hotelletje met pakweg zes kamers wat gerund werd door de vriendelijke eigenaar Bruce. Om mijn verjaardag compleet te maken nam Roos me mee naar het restaurant Salt on the Pier waar we heerlijke gedineerd hebben. Wat een heerlijke manier om je 36ste levensjaar mee te beginnen. Les van de dag: aangezien we vanuit Perth een aantal tijdzones vooruitgeschoven waren, was dit letterlijk mijn kortste verjaardag ooit.
Zaterdag 27 januari
Na wakker te zijn geworden in het fijnste bed van de hele reis (sorry Paul) zaten we eigenlijk al direct in het tijdschema van Christchurch. De Nieuw-Zeelanders hebben een zon-schema wat me beter bevalt dan die van Australië. De zon kwam hier rond half zeven op en ging pas weer tegen negen in de avond onder. Na het ontbijt bakte ik weer bananenbroodjes om deze pas geïntroduceerde traditie in stand te houden. Als dank voor zijn goede zorgen kreeg Bruce er ook één. Een groot deel van de ochtend staken we in het bij elkaar zoeken van het juiste kampeergear. Roos en ik hadden besloten om Nieuw-Zeeland deels te gaan kamperen met auto en tent en deels in hostels te gaan overnachten, net wat die dag beter uit zou komen. We struinden alle koopjes af en waren aan het einde van onze shopping-spree voorzien van een tent, twee klapstoeltjes, een kampeertafel, een kooktoestelletje, slaapzakken, -matjes en wat losse grut in de vorm kook- en eetbenodigdheden. Tevreden met onze aanwinsten besloten we Christchurch te gaan verkennen. De stad is enorm uitgestrekt en in tegenstelling tot veel Australische steden concentreert het centrum zich hier niet aan de zee. Wat meteen opviel aan Christchurch was het enorme aantal bouwputten. Na de aardbeving van 2010 zijn hele blokken met gebouwen platgegooid omdat het niet meer veilig genoeg was en daar komen nu gloednieuwe gebouwen voor in de plaats. Het geheel, in combinatie met de traditionele gebouwen, geeft de stad een interessante vibe. De aanwezige street art was voor mij persoonlijk een mooie manier om deze “nieuwe stad” aan te kleden. In de avond reden we de stad weer uit en kwamen enkele tientallen kilometers verder terecht bij een “Freedom Campsite”, zoals Nieuw-Zeeland er velen kent. Hoewel er, behalve veel backpackers, ook veel tokkies vakantie aan het vieren waren, was het een gezellige bende. Les van de dag: de bananenbroodjes bakte ik met zelfrijzend bakmeel, al bleek dat een leugen, ik heb het gewoon zelf mee moeten sjouwen vanaf Perth.
Zondag 28 januari
Omdat ieder gehuurd voertuig tijdens onze reis van ons een naam moest hebben, kozen Roos en ik een naam voor het wagentje. De vorige voertuigen waren vernoemd naar Johnny Cash en Amy Winehouse. Omdat we een Toyota Corolla ter beschikking hadden kozen we ervoor het “Cor” gedeelte te gebruiken en onze auto “Corry” te noemen, als eerbetoon aan die andere grote rockster: Corry Konings. In de ochtend klonk er muziek vanuit de auto en laadden we vanuit daar ook onze telefoons op. Dat bleek niet zo’n goed idee, want de accucapaciteit van Corry was binnen een mum van tijd uitgeput. En zo kwamen de tokkies toch nog goed van pas. Want wie anders heeft er een set startkabels en een grote pickup truck bij? Na het accu-incidentje verlieten we de camping en deden boodschappen om weer een poosje vooruit te kunnen op het Zuidereiland. De afstanden in Nieuw-Zeeland zijn over het algemeen een stuk korter dan in Australië waardoor er voor vandaag slechts tweehonderdvijftig kilometer op de planning stond. We reden naar Lake Tekapo en hadden daar een prachtig uitzicht over het meer vanaf de Church of the Good Shepherd. Ook de hoogste berg van Nieuw-Zeeland, Mount Cook was in de verte goed te zien. Hierna reden we door tot Lake Pukaki waar we pal aan het meer een kampeerplekje vonden, al moesten we wel goed zoeken naar een effen stukje grond. Les van de dag: Nieuw-Zeeland heeft een bijzondere manier om te besparen op de kosten van het bouwen van bruggen: maak ze eenbaans voor beide rijrichtingen. Vooral in het begin was dit erg verwarrend en zo nu en dan ook gevaarlijk.
Maandag 29 januari
Nadat we de dag ervoor Mount Cook van een afstand bekeken hadden, wilden we hem ook wel eens van dichtbij zien. We reden tot aan de voet van de berg waar een hike was uitgezet door de Hooker Valley. In een wandeling van zo’n tien kilometer liepen we door de vallei en kwamen uiteindelijk aan bij het meer waar we uitzicht hadden op de Mueller Glacier. Het was duidelijk dat Roos en ik verwend waren wat betreft gletsjers, want Mueller vonden we maar grijs en zanderig. Desondanks was het zicht op het melkwitte meer met daarachter de besneeuwde kolos Cook machtig om te zien. Hierna stond eveneens ruim tweehondervijftig kilometer rijden op de planning om vervolgens aan te komen in de stad Queenstown. Queenstown was druk, maar gezellig. De stad, gelegen aan Lake Wakatipu, had duidelijk veel in petto voor toeristen die varieerden van jonge busbackpackers tot luxeresort-bejaarden. Aan de overkant van het meer lag de bergketen “The Remarkables” die in de winter ook werd gebruikt als skigebied, wat ik opmerkelijk vond. Het weer was nog steeds uitstekend, dus Roos en ik kozen ervoor op een camping midden in het stadje te gaan overnachten, die bijzonder goed uitgerust was. Al mocht dat ook wel voor die prijs, aangezien vraag/aanbod in Queenstown ervoor zorgde dat deze kampeerplek net zoveel kostte als Bruce’s hotel. Les van de dag: de Hooker Valley, Lake en River zijn vernoemd naar William Hooker, een Engelse botanicus. Niet naar een vrouw van lichte zede. Hoe William aan zijn achternaam komt, is me onbekend.
Dinsdag 30 januari
Queenstown wordt aan de noordzijde geflankeerd door de Fernhill. Een heuvel van zo’n vijfhonderd meter hoogte die een geweldig overzicht over de stad en de omgeving geeft. In de ochtend wisselden we onze slippers voor wandelschoenen en liepen via de tikitrail de berg omhoog. Het was ook mogelijk de hoogte te overbruggen per kabelbaan, maar onder het motto “niet lui” liepen Roos en ik zelf en kregen het motto “eigenlijk veel leuker” erbij. Boven aangekomen hadden we inderdaad het majestueuze overzicht over Queenstown, het meer en de bergen. Bergen beklimmen is leuk, maar dit bergje leverde ons te weinig spanning op. En omdat Queenstown bekend staat om zijn “thrills” vonden we dat we hier ook gebruik van moesten maken. We reden tot de Kawarau Bridge waar de oudste Bungee Jump ter wereld is gehuisvest. Ook al vonden we dat niet echt interessant, wij kwamen namelijk voor de setting. We hadden al eens eerder gesprongen, maar de Kawarau Bridge Bungee heeft de mogelijkheid om de springer onder water te dippen. Zoals dat gaat bij bungeejumpen was de voorbereiding enger dan de sprong zelf. Ik liet me voorover vallen, de 43 meter diepte in. Ik viel naar beneden, mijn lichaam gaf het signaal “niet tof Chris” en… zoef, ik elastiekte weer naar boven. Droog. Helaas was de “dip” mislukt; waarschijnlijk was ik iets te licht voor mijn type elastiek. De instructeur had bij Roos dus wat goed te maken, waardoor hij (naar wij denken) de speling van het koord wat buiten de veiligheidsmarge zette en Roos verzekerde dat ze de dip zou maken. Met haar sprong belandde ze perfect tot haar middel in het water. Drijfnat, met één contactlens minder, maar uiterst voldaan keerde ze weer terug aan land. Om onze dapperheid te belonen aten we die avond in één van de leuke restaurantjes die Queenstown rijk is. Les van de dag: in de Kawarau rivier zwemt nu een zalm met uitstekend zicht.
Woensdag 31 januari
In de ochtend checkten we uit bij de camping. Niet omdat de plek niet beviel, maar omdat we het weerbericht een beetje in de gaten hielden. Hoewel we tot nu toe prachtig weer hadden gehad in Nieuw-Zeeland hadden de weergoden iets anders voor ons in petto. Dit nieuws kwam in de gedaante van tyfoon Fehi en zou vele millimeters regen brengen. Gelukkig zou dit pas tegen de avond losbarsten dus hadden Roos en ik nog tijd voor een nieuwe thrill. In de baai van Queenstown kregen we een onwijs modieus zwemvest aan en stapten op de Kjet powerboat. Deze boot raast met onwaarschijnlijke snelheden over het Wakatypu meer waarbij de piloot het, met toeristen volgepropte scheepje, “three-sixties” laat maken. Spanning en sensatie gegarandeerd. En alsof dat nog niet genoeg was vliegt de powerboat de Kawarau en Shotover rivier over, waar het naast de pirouetjes ook rakelings langs de beukenbomen en rotsen afschiet en af en toe de bodem schampt over waterdieptes van soms slechts tien centimeter. Dat laatste is mogelijk door een waterjetmotor die de bizarre hoeveelheid van achthonderd liter per seconden onder de boot door kon jagen. Als bonus bij deze speedboat-on-steroids kregen we na afloop nog een kijkje in het underwater observatory van Queenstown. Na ons wildwaterplezier checkten we precies op tijd in bij ons hostel, want in de avond trokken de regenbuien over de stad. Gelukkig raakte Fehi de stad slechts langs de randjes, zodat de schade beperkt bleef tot een druilerige avond. Les van de dag: beukenbos is beech forest in het Engels. Pas op dat moment viel voor mij het kwartje waarom het gebouw aan de Beukenlaan in Eindhoven “The Beech” heet. Elke dag word je iets wijzer.
Donderdag 1 februari
Omdat het toch een druilerige dag zou blijven, sliepen Roos en ik voor de verandering een keertje uit. Niksnutterij beviel ons niet, dus begonnen we de dag met een run langs het meer af. Het meer wat er overigens een stuk minder fraai uitzag zonder de volle zon. De rest van de dag besteedden we dus op het hostel achter de laptop, onze tijd gebruikend voor serieuze en minder serieuze zaken. Nu het einde van onze wereldreis begon te naderen, moesten we steeds spaarzamer gaan nadenken over onze tijd en hoe we deze gingen invullen. Eigenlijk hadden we plannen om ook met een paar Nederlandse vrienden af te spreken, maar het zag er naar uit dat dit niet meer zou gaan lukken. We speelden namelijk een achtergrondrolletje in een complot waarbij één van hen stiekem al naar huis zou keren om daar familie en vrienden te verrassen, waardoor onze ontmoeting aan de andere kant van de wereld niet meer mogelijk zou zijn. Les van de dag: het niet kunnen ontmoeten van vrienden hebben we omgezet in een sticker-fotozoektocht, die overigens geheel geslaagd is: Lieke en Derk, jullie krijgen nog een etentje van ons!
Vrijdag 2 februari
Het was tijd geworden om Queenstown weer te verlaten. Tyfoon Fehi had in Queenstown naast een hoop regen de bergrijke omgeving voorzien van een laagje poedersuiker. Dit gaf een bijzonder gezicht, zeker met de wetenschap dat Queenstown de warmste periode in jaren achter de rug had. We vertrokken richting het stadje Wanaka en reden door heuvellandschappen die eruit zagen alsof de Schepper een groen fluwelen kleed over een rotslandschap gegooid had. Omdat we het weer nog niet helemaal vertrouwden kozen we in Wanaka weer voor een hostel, waarna we op pad gingen. We brachten een bezoek aan Puzzling World: een museum wat als thema heeft: puzzels en optische illusies. Het museum staat hier dan ook vol mee en sommige zalen vormen zelf de illusie, zoals het Tilted House en de Ames perspective room. Daarnaast is het buitenterrein ingericht als gigantisch doolhof, wat best nog wel een uitdaging bleek voor Roos en mij. Dit soort uitstapjes deden we niet vaak tijdens onze reis, maar ik vond het eigenlijk wel een interessante en heel verfrissende wending. Na uitgepuzzled te zijn bezochten we de Mount Iron die praktisch aan de overkant van de weg lag. Met een blik op de berg begreep ik de naam pas: deze was niet vernoemd naar een grondstof, maar naar de vorm van een strijkijzer. We beklommen de top om zo een mooi uitzicht te krijgen over Wanaka dorp en het gelijknamige meer waar het aan gelegen is. Ditzelfde meer bekeken we iets later van dichtbij en bijna plichtsgetrouw bezochten we ook de bekende “Wanaka Tree” die om één of andere reden besloten had niet naast, maar in het water te groeien. Teruggekomen bij het hostel bevonden we onszelf in een enorme chaos. Vanwege het slechte weer waren verschillende wegen afgesloten en bij de balie verdrongen zich vele reizigers om een overnachting te regelen. Roos en ik waren voor de verandering een keer blij dat we dit al vooraf geregeld hadden. Les van de dag: De correcte route door het doolhof is: LRLLRRLRLRLLLRLRRLLRRLRRRLLLRLRRLRLRLRRLRLLRLRRLRLRLRRRLRLLRRRRLRLLRLRLLRLRLRLRRLRLLRRLR. (L=links, R=rechts) De route die wij namen, past waarschijnlijk niet op het scherm.
Zaterdag 3 februari
In de ochtend wandelden Roos en ik naar het centrale pleintje van Wanaka om daar opgepikt te worden door Wild Wire Via Ferrata. Met een busje werden we aan de voet van de Twin Falls gebracht en vanaf daar was het een kwestie van… omhoog. Via Ferrata is Italiaans voor “IJzeren Weg” en is een methode om via ijzeren stangen en hangbruggetjes rotswanden te beklimmen. Nadat we in een harnas gesnoerd waren en waren voorzien van handschoenen en een gifgroen helmpje voelden we ons dapper genoeg om omhoog te gaan. Onze gids ging ons voor en al karabijnhaak-klikkend gingen we stapje voor stapje omhoog waarbij we steeds langs de stroom van de Twin Falls af klauterden. Omdat we zo goed voorzien waren van veiligheidsgear voelde het eigenlijk niet zo eng en kwamen we na pakweg twee uur klimmen aan op de top. Bij terugkomst in Wanaka pikten Roos en ik onze spullen op bij het hotel en reden naar een nabijgelegen camping, waar we ons tentje weer opbouwden, aangezien het weer behoorlijk was opgeklaard. In de avond bezochten we een andere beroemde highlight van Wanaka: de Paradiso Cinema. Dit filmhuis was in huiskamersferen en niet alleen voorzien van normale bioscoopstoelen, maar ook van relaxte bankstellen. Met popcorn en een drankje op schoot bekeken we de film Mollies Game. Die nacht op de camping sliep ik slecht want ik had het behoorlijk koud. De regen was dan misschien verdreven, de kou deed ’s nachts nog steeds zijn intrede. Les van de dag: het nut van een reservetelefoon had zich weer eens bewezen. In de adrenalinerush lieten Roos en ik onze telefoons liggen in het busje, die we gelukkig later wel gewoon weer konden oppikken.
Zondag 4 februari
In de ochtend pakten Roos en ik ons tentje weer in en gingen met Corry op pad. We reden naar de zuidkant van het Wanaka Lake en trokken daar onze hiking schoenen weer aan. Volgens de officiële informatie van de Department of Conservation zouden we zo’n zes uur moeten reserveren voor de beklimming van de Roys Peak. We maakten rasse schreden op de acht kilometer naar boven en het was dan ook nog vrij vroeg toen we 1200 meter geklommen hadden en op de “peak” stonden. Deze top gaf nog een veel beter uitzicht over Wanaka en het meer wat tussen alle bergen door kronkelde. Minder dan vier uur na start stonden Roos en ik weer aan de voet van de berg en hadden zodoende voldoende tijd over om die dag onze weg te vervolgen. Voor vandaag stond er nog een kleine driehonderd kilometer rijden op de agenda. De afstand splitsten we in verschillende etappes met een stop bij Lake Wahea en vervolgens bij de Blue Pools. Het water wat hier door de canyon stroomde was kraakhelder en had een bijzondere blauwe gloed. We vervolgden onze weg en kwamen zo nu en dan nog bewijzen tegen die de tyfoon van zijn aanwezigheid had achtergelaten. In de vroege avond kwamen Roos en ik aan bij ons hostel in het dorpje “Franz Josef”. We kozen weer voor een vast dak boven ons hoofd omdat de weersvoorspellingen nogal wisselvallig waren. Bij het hostel pikten we de “free soup avond” nog even mee en maakten plannen voor de volgende dag. Les van de dag: een tent inpakken is teamwork. Inmiddels waren Roos en ik een geoliede machine die met formule-1 efficiëntie de tent kon inpakken.
Maandag 5 februari
Onze plannen voor het gletsjergebied van Nieuw-Zeeland hadden we een beetje bij moeten stellen. De tyfoon had ervoor gezorgd dat de buurgletsjer Fox geheel onbegaanbaar was geworden en de Franz Josef was slechts deels te bewonderen. Het wandelpad dat normaal tot slechts enkele honderden meters van de ijswand liep, was gereduceerd tot een pad met een afstand van ongeveer twee kilometer tot de glijdende ijsmassa. Het was treurig om te zien dat ook bij deze gletsjer een kaart hing met fictieve strepen tot waar het ijs nog enkele jaren geleden reikte. Ook hier deed klimaatverandering zijn intrede. Na de gletsjer vervolgden we onze weg verder richting het noorden. De rest van de route begonnen we pas goed te merken welke schade Tyfoon Fehi had aangericht. Omdat de weg veelal langs de Westkust liep had de westenwind-tyfoon daar vrij spel gehad om eens flink tekeer te gaan. Bomen waren omgewaaid, grote hoeveelheden zand waren op de weg gespoeld en zo nu en dan was er een flinke hap uit het asfalt genomen. We reden tot aan de Hokitika Gorge die we, vanwege zijn lastige naam, zelf hadden verbasterd tot Hokipoki Gorge. Ook hier werden de naweeën van Fehi duidelijk, aangezien het riviertje nu niet felblauw was, zoals Google Images ons beloofd had. In werkelijkheid had de enorme hoeveelheid regen de rivier en de omgeving flink opgeschud waardoor de rivier nu een grijze, melkachtige kleur had gekregen. Na deze teleurstelling reden we door tot het stadje Greymouth. Daar checkten we in bij een super leuk hostel genaamd Noah’s Arc, waar we zodoende in de Monkey Room terecht kwamen. Na een bezoekje aan de lokale Monteith brouwerij voor een klein proeverijtje maakten we van de keukenfaciliteiten gebruik en bereidden we weer eens een lasagne. Terwijl we onder complimentjes deze opaten (“looks good!”, “thank’s but how about the lasagna?”) bevonden we ons midden in de gezelligheid en wanorde zoals ik in hostels graag zie. Les van de dag: de geografische namen van Nieuw-Zeeland zijn veelal gebaseerd op het Maori en voor Westerlingen dus heel moeilijk te onthouden of te begrijpen. Tot nu toe ben ik er slechts achter dat “wai”, “water” betekent.
Dinsdag 6 februari
In de ochtend hingen we nog wat rond in het leuke hostel. We zochten wat dingen uit en ik publiceerde weer een post voor deze blog. Het was vandaag Nieuw-Zeelands nationale dag: Waitiki dag. Dit is de dag waarop de Maori, de originele inwoners, een overeenkomst tekenden met de Europeanen die er waren komen wonen. Waitiki dag was voor mij karakteriserend hoe Nieuw-Zeeland met zijn historie en zijn originele inwoners omging. De eer van deze dag lag bij de rechten die de Maori kregen. Iets wat je naar mijn idee ook duidelijk kan terugzien in de bevolkingssamenstelling. In tegenstelling tot de Aboriginals in Australië heb ik het gevoel dat het Maori volk een heel stuk beter de westerse samenleving kan bijbenen. Waitiki dag zelf was echter niets bijzonders. Niet zoals Nederlands’ nationale dag; kleurig uitgedoste mensen die op straat bier drinken, hier bleef het vooral beperkt tot gesloten winkels. In de middag stapten Roos en ik weer in de auto en reden verder noordwaarts. Nadat we nog even de woeste zee hadden bewonderd bij de Grey River Mouth, reden we door tot aan Paparoa National Park. Hier bevinden zich namelijk de befaamde Pancake Rocks met zijn blowholes. De gelaagde structuur van de rotsen zag er mooi uit en de doorgebroken zon hielp mee om het nog fraaier te maken. Het fotograferen van het opgestuwde water bleek qua timing nog een lastig klusje. We reden door tot een recreation area in de buurt van het dorpje Woodstock om daar te kamperen. Les van de dag: in tegenstelling tot de Amerikaanse variant van Woodstock stonden er slechts enkele tentjes op het terrein en ik denk ook niet dat Jimi Hendrix hier ooit geweest is.
Woensdag 7 februari
Vanuit onze campsite reden we met Corry in de ochtend tot aan het meest noordelijk gedeelte van het Zuidereiland. In het dorpje Motueka wonnen we nog wat informatie in bij een toeristencentrum ze zette daarna koers naar de Te Waikoropupu Springs. Het water dat omhoog komt uit deze bronnen is extreem helder zodat je de blauw-groen gekleurde bodem tot in detail kunt zien. Het opborrelende koude water is een vreemd maar prachtig fenomeen. We reden verder door het Abel Tasman National Park en volgden de kustlijn van de Golden Bay. Het uiteinde van de baai wordt gevormd door een kaap: Cape Farewell. Bij een uitzichtpunt bewonderden we de landtong, de “spit”, evenals honderden schapen die daar rondliepen; een typisch Nieuw-Zeelands tafereel. Hierna verplaatsten we ons richting Wharariki Beach waar we een wandeling maakten en naast de twee iconische rotsformaties in het water ook een zeehond konden bewonderen. Na deze strandwandeling reden we weer terug naar de “echte” Cape Farewell, het absoluut meest noordelijke puntje van het Zuidereiland. Deze omgeving werd gekenmerkt door steile rotsafgronden aan het water die aan de bovenkant waren voorzien van glooiende groene teletubbie weides. Nadat we dit vanaf verschillende hoeken bewonderd hadden werd het tijd de groene biljartlakens vaarwel te zeggen. Als laatste beklommen we nog een heuveltje waar we vanaf de Pillar Point Lighthouse uitzicht hadden over de regio, al was de vuurtoren in kwestie niet echt bijzonder. Op de Yalata River Bridge Campsite wurmden we ons tentje tussen de vele hippie backpackers zodat we wel een slaapplek, maar niet noodzakelijk onze nachtrust gewaarborgd hadden. Les van de dag: Nieuw-Zeeland is een schapenland. Voor iedere inwoner zijn er zes schapen.
Donderdag 8 februari
Na een ontbijtje vertrokken Roos en ik richting een ander deel van het Abel Tasman National Park. In de buurt van het dorpje Kaiteriteri parkeerden we Corry en wandelden naar het strand van de Towers Bay. In deze baai lag de bekende rotsformatie van de “Split Apple Rock”, welke door Roos werd verhaspeld tot “Apple bol”, “Apple Beignet” of welk gebak met ingrediënt appel dan ook. Nadat we de apple cake met een zwem ook van dichtbij bekeken hadden vertrokken we in de middag weer om Abel Tasman te verlaten. Een behoorlijk bochtige weg bracht ons in het plaatsje Nelson waar we eerst nog even boodschappen deden bij inmiddels mijn favoriete supermarkt van Nieuw-Zeeland: Pak’nSave. Aan de rand van het stadje op een heuveltje vonden we een mooie camping waar we ons tentje weer in recordtempo op wisten te zetten. Nelson was uitermate geschikt om nog eens te gaan hardlopen, dus dat deden we ook. Nadeel aan een camping op een heuvel is dat de terugweg hierdoor extra zwaar wordt. Na het avondeten hingen we nog een beetje rond in de gezamenlijke ruimte die verrassend genoeg aanwezig was op de camping. Les van de dag: voor alles is een eerste keer, zo ook voor de afwas doen in de rivier.
Vrijdag 9 februari
In de ochtend bezochten we nog het centrum van Nelson waarna we het stadje weer verlieten. Roos en ik reden over een, wederom bochtig, weggetje richting het stadje Picton. Vanuit daar zouden we het Zuidereiland verlaten. Maar eerst hadden we nog tijd om hier ook een stukje van de omgeving te verkennen. Via een wandelroute van een paar kilometer kwamen we terecht bij de Queen Victoria Lookout. Dit uitkijkpunt lag op landtong “The Snout” en gaf uitzicht over de “Marlborough Sounds”; een soort van Nieuw-Zeelandse fjorden. Op de terugweg werden we getrakteerd op uitzicht van een groep springende dolfijnen. Omdat we nog wat tijd over hadden en onze tent vochtig van de ochtenddauw was ingepakt, lieten we deze ergens op een veldje in Picton drogen terwijl we op onze boot aan het wachten waren. In de vroege avond vertrok dan onze Bluebridge Ferry van het Zuidereiland richting het Noordereiland. Tijdens het eerste deel voer de boot door de Sounds, wat ons een geweldig uitzicht verschafte. Tegen de tijd dat de boot in Wellington aanmeerde was het al donker en reden we rechtstreeks naar ons hostel. Dit was weer een typisch grote-stad-backpacker locatie. Zoals bijna overal wemelde het van de jonge, veelal Duitse, backpackers die vaker het scherm van hun telefoon dan de buitenwereld zagen. Om middernacht proostten Roos en ik op de stoep voor het hostel (alcohol drinken mocht binnen niet) op de start van haar verjaardag. Les van de dag: het heeft ons even gekost erachter te komen of een “sound” nu het water tussen de bergen, of juist de berg. omringd met water, is. Het is het eerste. En in tegenstelling tot de naam is het vrijwel geluidloos.
Zaterdag 10 februari
De dag begon met een verplichte verhuizing van kamer, zoals we tijdens deze reis al veel vaker hadden meegemaakt. De rest van de dag stond in het teken van Roos’ verjaardag en zou daarmee een Sin Day zijn: calorieën noch kosten werden gespaard. Het hostel bood een do-it-yourself pannenkoeken ontbijt aan, waar ik dus eerst gebruik van maakte. Vervolgens wandelden Roos en ik een rondje door Wellington en namen ons second breakfast bij het hipster-ontbijttentje met de veelbelovende naam Sweet Mother’s Kitchen. Nadat ze deze naam ook waargemaakt hadden verkenden Roos en ik Wellington wat verder. Midden in het centrum wandelden we de Mount Victoria omhoog, een heuvel van zo’n 180 meter hoog vanwaar je een mooi uitzicht over de stad en de verschillende baaien eromheen hebt. Hoewel Auckland met afstand de grootste stad van Nieuw-Zeeland is, is Wellington officieel de hoofdstad. Her en der kon je dat terugvinden in de vorm van overheidsgebouwen en buitenlandse ambassades. Laat in de middag namen we een pre-hapje bij restaurant Blend dat naast het hostel gelegen was. En toen de avond serieus begonnen was aten we lekker uitgebreid bij restaurant Olive. Hoewel ik mijn eigen verjaardagsverrassingen uit het vliegtuig moeilijk kon evenaren, deed ik mijn best door het toetje met verjaardagskaarsjes te laten serveren door een zingende delegatie van het restaurantpersoneel. Het was zaterdag en de avond was nog lang niet voorbij, dus begaven Roos en ik ons naar het bar district. We maakten kennis met de Wellingtonse barcultuur, vrijgezellenfeestjes en de “instagram-generatie” die elke twee minuten de buitenwereld een update stuurden waar ze mee bezig waren. Na deze Sin Day keerden we terug naar het hostel en genoten van onze welverdiende rust. Les van de dag: bij een falend geheugen is het instagram-generatie-principe wel handig om uit te zoeken in welke kroeg je je trui hebt laten liggen.
Zondag 11 februari
De welverdiende rust bleek toch niet zo lang te duren. In de ochtend wilden Roos en ik alle zondes van de dag ervoor weer goed maken door te starten met een flink stuk hardlopen. Rennend langs het water hoopten we dat we alle calorieën weer konden neutraliseren en een frisse start konden maken in Roos’ 33e levensjaar. In de middag namen we al onze ICT apparatuur mee naar een leuk koffietentje en gebruikten op die manier onze tijd nuttig aangezien het buiten niet al te best weer was geworden. In de namiddag trotseerden we toch even het druilerige weer om het Te Papa museum te bezoeken. Dit museum was ons door vele mensen aangeraden en bevond zicht op steenworpafstand van ons hostel. De beschrijving dat dit museum een “must” is, was niet overdreven. Zo’n beetje de hele geschiedenis van Nieuw-Zeeland, in elk aspect, komt in dit museum aan bod. Veel geologie en uiteraard veel Maori cultuur. Bijzonder veel respect had ik voor de expositie “Gallipoli, the scale of our war”, die over de deelname van Nieuw-Zeeland in de Eerste Wereldoorlog gaat. Deze expositie toont zes scenes uit deze oorlog, bestaande uit gigantische beelden van mensen die er griezelig levensecht uit zien. Elk detail, van haar tot porie, van uniform tot veldfles is bijzonder goed uitgewerkt en geeft een indrukwekkend beeld van een hele nare oorlog. Na het bezoek aan het museum aten we een hapje en zorgden we dat we op tijd in de wijk Hataitai waren. We gingen namelijk op bezoek bij Jos: een Nederlander die al jaren in Wellington woonde en die wij via via weer kenden van een voorafgaande editie Lowlands. Met Jos vulden we de avond gezellig pratend over reizen, Nederland en het wonen in Nieuw-Zeeland. Les van de dag: internet is veel beter geregeld in Nieuw-Zeeland dan Australië. Het is op veel plekken beschikbaar, werkt echt en is nog snel ook.
Maandag 12 februari
In de ochtend was het nog een beetje druilerig, maar dat zou snel veranderen aangezien we vandaag een flink stuk gingen rijden. De weg voer dwars door het midden van het Noordereiland. Onderweg kregen we al een voorproefje op een uitzicht op Nieuw-Zeelands bekendste berg: Mount Doom. Hierna was het nog een stukje rijden en zaten er weer vierhonderdvijftig kilometer op toen we in het gezellige stadje Taupo aankwamen. We checkten in bij een ouderwets gezellig hostel waarna we de omgeving gingen bekijken. Op slechts een paar kilometer afstand lagen de Huka Falls: eigenlijk meer een langgerekte forse stroomversnelling met prachtig blauw water dan een waterval. In de lokale supermarkt vonden we Greenshell mosselen: een absolute specialiteit van Nieuw-Zeeland, dus dat wilden Roos en ik wel een keer proberen. Samen met kokosmelk, prei en ovenfrietjes combineerden we deze zeevruchten tot één van de beste maaltijden die ik in dit land heb gehad. In het hostel waren toevallig veel Nederlanders aanwezig wat er dan toch automatisch voor zorgt dat je met elkaar in gesprek raakt en de rest van de avond gezellig aan het ouwehoeren bent. Les van de dag: Mount Doom is niet het enige uit Lord of the Rings waar toeristen speciaal op af komen. In Nieuw-Zeeland heb je tientallen plekken die bekend zijn uit de film en als toeristenlokker gebruikt worden.
Dinsdag 13 februari
Hoewel het vandaag gewoon droog was, had de regen van de afgelopen dagen ervoor gezorgd dat veel paden bestonden uit blubber. Dat weerhield Roos en mij er niet van om toch een stuk te gaan hardlopen, wat effectief neerkwam op trailrunning. We eindigden de trail aan de Waikato rivier op de plek waar we ook begonnen waren. De omgeving van Taupo staat bekend om zijn vulkanische geothermische activiteit. Dat zorgde ervoor dat er her en der in het landschap plaatsen waren waar de aardkorst zo dun was, dat het grondwater flink opgewarmd werd. Dit warme water kwam dan in de vorm van stoom of een stroompje naar het oppervlak. En bij het eindpunt van onze trail stroomde precies zo’n warm riviertje in de grotere Waikato rivier. Samen met nog een kliek andere bezoekers gingen Roos en ik te water en zochten een plekje in de stroom van deze natuurlijke hotpools. Niet te dichtbij het originele stroompje, want dat was bloedheet, maar ook niet te ver de Waikato rivier in, want die was juist ijskoud en bovendien gevaarlijk omdat je bij afdrijven rechtstreeks de Huka Falls in gesleurd zou kunnen worden. Na een hele poos gechilled te hebben in het water en onszelf toch af en toe gekweld te hebben met iets te warm, of juist te koud water, gingen we weer terug naar ons hostel. In de avond gingen we samen met Niels en Rosanne, twee hostelgenoten, uiteten om daarna samen met de lokale pubquiz mee te doen. Helaas was onze Nieuw-Zeelandse en Taupoiaanse kennis niet zo bijster goed, waardoor we ergens onderaan eindigden. We sloten de avond af met een potje poolen waar ik eigenlijk even slecht in bleek te zijn. Les van de dag: het is niet vreemd dat de varen de nationale plant van Nieuw-Zeeland is: je ziet hem daar overal. Des te vreemder is de kiwivogel als nationaal dier: je ziet deze namelijk nergens in het wild.
Woensdag 14 februari
Hoewel de dag gisteren best mooi geweest was, had het weer zich weer een beetje gedraaid vandaag. Omdat Roos en ik nog wel goed weer nodig hadden voor een hike, kozen we ervoor nog niet door te reizen, maar het betere weer af te wachten. Toen het weer in de middag een beetje leek te stabiliseren gingen we op pad naar de Acacia Bay van Lake Taupo. Het meer staat namelijk bekend om de Maori Rock Carvings: metershoge rotsen die uitgehouwen zijn met Maori kunst. In de Acacia Bay huurden we een kajak en toen we eenmaal goed en wel op het water zaten brak de hemel open. Met bakken kwam de regen uit de lucht, maar we lieten ons niet van de wijs brengen. Roos en ik hadden als doel om de 9 kilometer naar de carvings te kajakken, dus ondanks het vallende hemelwater peddelden we stug door. Als twee verzopen katjes aanschouwden we de carvings en waren daarna erg dankbaar voor de warme douche terug op het hostel. De regen was nog niet voorbij toen we besloten om de volgende slaapplek op te gaan zoeken. Omdat we de volgende dag vroeg aan een hike wilden beginnen reden we in het begin van de avond al de kilometers richting het beginpunt van de wandeling. Bij een campsite die wat deed denken aan een “slecht weer muziekfestival” kwamen we vlak voor het donker aan, maar het was inmiddels gestopt met regenen. We propten ons tentje op de laatste vrije vierkante meters, net groot genoeg voor onze tent en we kozen ervoor die avond niet te laat te gaan slapen. Les van de dag: onze nieuwe themesong voor Nieuw-Zeeland was “Young, Dumb and Broke” van Khalid geworden. Drie kwalificaties waar we eigenlijk geen van allen aan voldeden.
Donderdag 15 februari
Om vijf uur ging de wekker. Roos en ik waren inmiddels zo getraind in het inpakken van ons tentje dat we dit klusje prima in het donker konden klaren. Vanwege de bergdauw in de omgeving was de tent echter wel nog zeiknat, maar dit namen we maar voor lief. We hadden voor vandaag namelijk belangrijkere dingen aan ons hoofd: het lopen van de Tongariro Alpine Crossing. Deze befaamde hike door het Tongariro National Park is zo’n negentien kilometer lang, met een klim van zo’n twaalfhonderd meter. De zon had zich net pas laten zien toen we aankwamen op de plek waar de shuttlebus ons zou oppikken en naar het startpunt zou brengen. Onderweg raakten we aan de praat met een stel wat overduidelijk een Brabants accent had en ook nog eens stadsgenootjes bleken te zijn. Met zijn viertjes liepen we vervolgens de gehele route. Onderweg zagen we Mount Doom weer, maar dit keer van dichtbij. De echte naam van deze vulkaan is Mount Ngauruhoe, die een gevaarlijk uitziende rood-zwarte krater heeft en zelfs om de zoveel jaar weer eens uitbarst. Het weer was inmiddels omgetoverd tot een stralend blauwe hemel, alsof de weergoden nog iets goed te maken hadden na de plensbui tijdens het kajakken de dag ervoor. Naast de berg die iedereen kent van Lord of the Rings (behalve ik dan) kregen we tijdens de wandeling ook een spectaculair uitzicht over de Red Crater: ook een vulkaankrater die typisch (je raadt het al) rode kleuren heeft. Ook de Emerald Lakes met hun typische (je raadt het al) turquoise kleur wekten ontzag bij ons. Rondom deze meren siste de zwaveldampen omhoog zodat de gehele omgeving werd voorzien van een rotte-eieren parfum. De laatste highlight van de hike was de Blue Lake met zijn (je raadt het al) enorm blauwe kleur. Na een afdaling over de noordzijde van de crossing kwamen we terug aan bij onze auto. Met onze nieuwe vrienden Tom en Vera vierden we niet alleen het succesvol lopen van de Tongariro Crossing, maar toevalligerwijs ook Toms verjaardag. En hoe vieren Brabanders dat onder elkaar? Juist, met een biertje. Na afloop reden we weer langs lake Taupo richting het plaatsje Waiotapu. Dit dorpje bestond uit een boerderij, een tankstation en een taveerne. Deze laatste had behalve een hilbilly-bikercafé ook een veldje waar we konden kamperen. Omdat de omgeving er zo vulkanisch is, zagen we je her en der in de omgeving pluimen witte damp uit de grond opstijgen. Les van de dag: het was niet alleen Frodo die moeite had met deze omgeving. Op de afdaling van de steile hellingen van Mount Tongariro heb ik heel wat schuif- en glijpartijen gezien vanwege de losse kiezelgrond.
Vrijdag 16 februari
Waiotapu mag dan wel bijzonder weinig inwoners hebben, toch komen er elke dag hordes mensen het dorpje bezoeken. Het daargelegen Waiotapu park is namelijk een verzameling van verschillende geothermische fenomenen waar je langs af kunt wandelen. Als eerste zorgden Roos en ik dat we stipt om kwart over tien klaarstonden bij de Lady Knox geiser om een uitbarsting te zien. Niet dat deze geiser zo’n stabiel bioritme heeft, maar een medewerker van het park “helpt” de geiser elke dag door een eruptie op te wekken met een zeepoplossing. Na dit, toch wel stukje gemaakt toeristenvermaak, was het tijd de echte wonderen van het park te verkennen. En deze ware in grote getale aanwezig. Van blubberende mudpools tot gele zwavelrotsen, van dampende stenen tot met water gevulde kraters. De meest in het oog springende plekken in het park waren wel de Artist’s Palette, de Champagne Pool en de Devil’s Bath. De Artist’s Palette was een samenvatting van alle uiteenlopende kleuren die je in het park kon zien, maar dan samengesmolten in één meertje. Daaraan vast zat de Champagne Pool; een constant dampend meertje wat omzoomd wordt door een fel oranje rand. De Devil’s Bath is een krater gevuld met onwerkelijk gifgroen water. Nadat we ons urenlang vergaapt hadden aan alle geothermische wonderen was het weer tijd om te vertrekken. Corry bracht ons tot aan het Lake Aniwhenua waar we aan de oevers ons tentje weer opzetten. Les van de dag: door de zeepoplossing wordt de waterspanning van de geiser gebroken waardoor heet water door een laag van koud water heen breekt. Roos houdt er niet zo van dat ze de geiser “aansteken”.
Zaterdag 17 februari
Wederom ging de wekker voor zonsopgang. We hadden namelijk nog een laatste zestig kilometer te overbruggen tot het kustplaatsje Whakatana. Daar checkten we in bij de haven zodat we om half acht met onze boot Phoenix het ruime sop konden kiezen. Het weer was prima en langzaam doemde aan de horizon onze bestemming op: White Island. Hoewel Nieuw-Zeeland weer eens gekozen had voor een beschrijvende, pragmatische naam, was het naar mijn idee niet het eiland zelf dat een witte kleur had, maar de stoom die eruit kwam. White Island, of Whakaari in traditioneel Maori, is namelijk een actieve stratovulkaan die zich in de loop der jaren gevormd had op zo’n vijftig kilometer uit de kust. Op het eiland aangekomen werden we voorzien van kekke gele veiligheidshelmpjes en waren we klaar om de vulkaan te betreden. Meteen waaide ons de inmiddels bekende rotte eieren walm toe. We wandelden met een gids over de kleurige rotsen van het eiland. Overal in de aarde waren scheuren waar witte stoom door naar buiten siste. Op hele actieve spots ging het gasmasker op, omdat de intensiteit van de zwavel niet meer te hebben was. Het was ook op die plekken dat het zwavel zich massaal had afgezet op de rotsen. Alsof er grote emmers markeerstiftverf overheen gemikt waren, was het eiland versierd met fluoriserende gele vlekken. De omgeving was prachtig en een blik in de krater waar water in stond was interessant, al hield de gids ons angstvallig op afstand omdat ze wist dat een val in de krater geen goede PR zou opleveren. Als laatste bezochten we op het eiland de, sinds de jaren 30 verlaten, zwavelfabriek waarvan het beton en staal vanwege de ruwe omstandigheden flink aan het wegrotten en -roesten waren. De organisatie gaf ons nog de gelegenheid om bij het eiland een stukje te zwemmen, maar ik zag in het zwemmen op zee meer minnen dan plussen (Pa da boem). Op de terugweg lieten zich nog heel kort een paar dolfijnen zien bij de boot, waarna we weer op vaste land arriveerden. We vonden een relaxte camping in het stadje waarna we de rest van de dag ontspanden. Les van de dag: de naam van de boot Phoenix was niet geheel toevallig gekozen. De voorganger was tijdens een tochtje met toeristen op zee volledig afgebrand. (Iedereen heeft het overleefd). Daar lees je dan weer niks over in de foldertjes…
Zondag 18 februari
Vanaf Whakatane was het in de ochtend niet ver meer rijden tot aan Rotorua. Ook dit stadje staat, net als heel veel andere plaatsen op het Noordereiland, bekend om zijn uitzonderlijke vulkansiche en geothermische activiteit. Midden in de stad ligt het Kuirau park, wat op het eerste oog een normaal park lijkt, maar als je beseft dat de meeste vijvertjes bijna kooktemperatuur hebben, geeft dat toch wel een andere blik. Na een poosje werd het bijna standaard om water te zien dampen en modder te zien ploppen, tot we bij de laatste vijver aankwamen. Deze grootste vijver had een loopbrug dwars over het water en grote plukken stoom gaven het geheel een griezelige, indrukwekkende aanblik. Vanuit het park gingen we verder naar het Ohinemutu Maori Village, wat niet zozeer een apart dorpje is, maar meer een wijkje binnen Rotorua. Ook hier gingen de stomende poeltjes onverminderd door, maar het meest in het oog springende waren de Maori huizen en versieringen die overal te vinden waren. Roos en ik houden niet zo van de “Maori shows” die overal in de stad bezocht konden worden, maar gaven juist de voorkeur aan de subtiele aanwezigheid van de traditionele inwoners van Nieuw-Zeeland. Nadat we het centrum van de stad en nog wat meer geothermische bronnen bekeken hadden rondom het Government Gardens park, was het weer tijd Rotorua te verlaten. We reden zo’n honderdtwintig kilometer naar het noorden en kwamen aan in het dorpje Waihi. Waihi lag op de rand van het Coromandel Forest Park, een natuurgebied dat als motto heeft: “good for your soul“. Nou zat het wel goed met onze zielen, maar toch wilden Roos en ik de volgende dag wel meer zien van deze bijzondere omgeving. Les van de dag: Nieuw-Zeeland heeft zoveel geothermische bronnen dat 13% van de gehele energiebehoefte van het land ermee wordt voorzien.
Maandag 19 februari
In de ochtend verlieten we Waihi weer om verder de Coromandel in te rijden. Via een kronkelige, onverharde weg kwamen we aan bij het Waiau Kauri Forest. Daar parkeerden we Corry en begonnen aan een korte wandeling. Zoals de naam al doet vermoeden staan er enorme dikke Kauri bomen die, vanwege de massale kap in de vorige eeuw, inmiddels tot de beschermde nationale trots van Nieuw-Zeeland horen. Het forest was klein, dus binnen een half uurtje waren we weer terug bij de parkeerplaats. Daar aangekomen viel me onmiddellijk iets op: de deur van Corry stond open. En het Canadese stelletje dat we eerder in het forest waren tegengekomen stond ook een beetje ongemakkelijk bij hun auto. Ik rende naar de wagen en datgene waar we al bijna een jaar lang waakzaam voor waren geweest was toch gebeurd: we waren bestolen. Zowel van onze auto als die van het Canadese stel was een ruit ingetikt en hadden dieven met veel geweld tassen naar buiten getrokken op zoek naar kostbaarheden. En bij ons hadden ze jackpot. De tas met laptop, tablet, e-reader, paspoorten en nog veel meer was verdwenen, evenals Roos’ toilettas en nog meer andere spullen. De grote backpacks met kleding en de kampeerspullen lagen er nog. Ik kookte van binnen van woede en belde onmiddellijk 111, het Nieuw-Zeelandse equivalent van 112. Helaas was mijn ervaring hierbij vergelijkbaar met wat ik eerder bij de Nederlandse politie heb ervaren: weinig haast, weinig professionaliteit en vooral eerst formuliertjes invullen. Naarmate de minuten verstreken vervloog ook langzaam aan de hoop dat ik onze spulletjes nog terug zou zien en dat er gerechtigheid zou komen voor deze laffe daad. Na een bezoekje aan het lokale politiebureau tien kilometer verderop samen met het Canadese stel wist ik het zeker: dit moesten we helemaal zelf gaan oplossen. Al onze plannen die we die dag nog hadden in de Coromandel konden direct de prullenbak in en Roos en ik maakten rechtsomkeer richting Auckland. Naar de bekende Cathedral cove en de nieuwsgierigheidswekkende hot water beach konden we wel fluiten. Na wat contact met de autoverhuurder was geregeld dat we Corry voor de laatste dagen konden omruilen voor een nieuw exemplaar. Omdat dit eigenlijk een identieke auto was, doopten we deze om tot Corry 2. Hoewel we nog maar enkele dagen te gaan hadden, moesten we al onze plannen voorlopig even omgooien. We belden met Annelies en Peter, de oom en tante van Roos die in Auckland wonen en die we eigenlijk later zouden bezoeken, of we vandaag al mochten komen. Dat was gelukkig geen probleem en twee uur later zat ik in hun woonkamer te bellen met verzekeringen en de Nederlandse Ambassade. Na veel geregel en toch nog een gezellige kennismaking met de overzeese tak van Roos’ familie viel ik onder een emotionele mix en het besef dat Coromandel toch niet zo goed voor onze “soul” was geweest, in slaap. Les van de dag: zorg dat je altijd een backup maakt van je foto’s! Gelukkig stonden onze foto’s zowel in de cloud als op een externe harde schijf die we op een aparte plek bewaarden.
Dinsdag 20 februari
Als gisteren niet een zak stront er met onze spullen vandoor was gegaan, waren Roos en ik vandaag gaan “tuben” in de Waitomo grotten met gloeiwormen. Hoe cool klinkt dat? Helaas, niets van dat alles, vandaag stond in het teken van alles weer op orde krijgen. Ten eerste was het belangrijk dat we weer een geldig paspoort hadden, want onze vlucht zou al over vijf dagen zijn. De Nederlandse Ambassade hielp ons hierbij, maar moest ons helaas ook melden dat onze huidige tickets hiervoor niet geschikt waren. We zouden namelijk over Qatar reizen, maar die accepteren geen noodpaspoorten. Dat was zowel voor luchtvaartmaatschappij als verzekering geen reden om ons de vlucht te restitueren: annuleren moest via de reguliere methode, tegen de reguliere kosten. Dus na een hele berg administratieve handelingen en hulp op afstand (bedankt Anette!) hadden we nieuwe tickets geboekt, dit keer over Dubai, en waren we zover dat we de volgende dag een noodpaspoort mochten aanvragen. Aangezien Roos veel persoonlijke spulletjes miste, reden we in de middag naar een shopping mall, om de eerste zaken daarvan weer aan te vullen. In de avond kwam nichtje Marlies, samen met dochter Olivia, op bezoek en hadden we gelukkig wat meer tijd en aandacht om Roos’ familie te leren kennen. Les van de dag: ook al woon je meer dan dertig jaar aan de andere kant van de wereld, sommige Nederlandse gebruiken gaan nooit verloren. Elke avond werd er netjes aardappelen-vlees-groente geserveerd bij onze gastheer en -vrouw.
Woensdag 21 februari
In de ochtend reden Roos en ik door de ochtendspits van Auckland onderweg naar het centrum. We hadden namelijk een afspraak bij de honorair consul die ons van tijdelijke noodpaspoorten kon voorzien. De conlsul bleek een joviale kerel die zelf al meer dan twintig jaar in Nieuw-Zeeland woonde. Na de nodige formuliertjes en stempeltjes kregen we hem direct mee: onze Laissez-passer, het noodpaspoort waarmee we weer terug naar Nederland konden komen. Gelukkig hadden we de rest van de dag nog gewoon over, dus gingen we op bezoek bij Roos’ nichtje Marlies. Samen met haar dochter Olivia reden we richting Piha Beach aan de westzijde van het schiereiland waar Auckland op ligt. In deze baai met zwart-zand-strand ging de zee flink tekeer. Als eerste beklommen we de Lion Rock die midden in de baai ligt. Daarna was het, ondanks de heftige golven en de flinke stroming, toch tijd om even de zee in te duiken. Na nog een bezoekje aan het Arataki Visitor Centre keerden we terug naar Marlies’ huis waar inmiddels de rest van de familie verzameld was om daar de verjaardag van Dylan, haar zoon, te vieren. In dit bonte gezelschap aten we taart, dronken wat en aten ’s avonds samen sushi. Les van de dag: de achternaam van de honorair consul was “Hitman”. Geen handige naam in een Engelstalig land. En om het linguïstiek nog erger te maken werkte hij ook nog eens bij een bedrijf wat deed aan “Outplacement Services”.
Donderdag 22 februari
Roos en ik begonnen de dag met de laatste run die we op reis zouden maken. We logeerden in de Waitakere wijk, die erg uitgestrekt en licht heuvelachtig is, en daarmee geschikt om te rennen. Omdat we van de stad Auckland nog maar weinig gezien hadden, trokken we na onze ochtendbeweging er zelf op uit. Als eerste bezochten we Mount Eden. Een ex-vulkaan waarvan de krater nu gevuld was met een glooiend groen grasveld. Hierna liepen we over Queen Street, de hoofdstraat van het centrum, richting het water. Onderweg passeerden we verschillende souvenirwinkeltjes en daarmee kwamen we wederom tot de conclusie dat het shoppen van toeristenkoemel niets voor ons was; wij keerden liever terug met onze herinneringen en verhalen dan met in China geproduceerde plastic rommel. Na een drankje in de haven met uitzicht op de gigantische cruiseschepen die er aanmeerden liepen we de Queens Street weer af terug naar Corry 2. In de avond pakten we al onze kampeerspullen in tot één groot pak aangezien we deze niet meer nodig zouden hebben. Met veel karton, plastic, tape en creativiteit wisten we alles in te pakken tot een “handzaam” geval. Les van de dag: behalve de rommel in toeristenwinkels heeft Auckland nog veel meer Chinese invloed. Niet vreemd aangezien één op de twaalf Aucklanders van Chinese afkomst is.
Vrijdag 23 februari
In de ochtend kwam Barbara, het andere Nieuw-Zeelandse nichtje van Roos, samen met man John en kinderen Zoë en Anya ons oppikken. We reden eerst naar de Brick Bay Winery voor een kopje koffie. Daarna reden we weer door tot aan de Kawau Bay waar de ouders van John een vakantiehuisje hebben. Het huisje is de perfecte “gettaway” van Auckland: een oude en eenvoudige houten woning met een zeezicht veranda. Au pair Katrin kwam ook nog op bezoek. John bakte broodjes en zo genoten we van een heerlijke lunch in de stralende zon. Het werd een ontspannen middag waarbij we veel kletsten, een paar keer zwommen en zelfs een rondje over zee kajakten aangezien deze ook tot de uitrusting van het huisje van Barbara en John behoorde. Na een ouderwets potje golfbal-zo-hard-mogelijk-de-zee-in-tiefen gingen we nog even op krabbenjacht op het strand. We konden niet in Nieuw-Zeeland zijn geweest zonder hier ook een keer Fish en Chips geprobeerd te hebben, dus in de avond aten we gezamenlijk deze lokale specialiteit. Na het eten namen we afscheid van elkaar en reden Roos en ik weer zuidwaarts. Roos was namelijk niet de enige die familie in Auckland had, ikzelf had er ook een nichtje wonen. In de wijk One Tree Hill in centraal Auckland arriveerden we bij het huis van mijn nichtje Else die daar woonde met man Ronald en dochter Laura. Het toeval wilde dat mijn in Nederland wonende oom Jan en tante Bernadette daar op dat moment ook op bezoek waren. Else en Ronald waren, na zelf ook veel gereisd te hebben, in Nieuw-Zeeland beland en woonden daar al enkele jaren. Ik had ze al in jaren niet gezien dus samen met oom en tante werd het dus een soort van mini familiereünie. De avond vulde zich dus met gezellig bijpraten en het proeven van een aantal huisbiertjes van Ronald, die zelf een begenadigd thuisbrouwer is. Les van de dag: ironisch genoeg is de “One Tree” boom waar de gelijknamige berg en wijk naar vernoemd zijn, jaren geleden gekapt door een activist, waardoor de naam “No Tree Hill” beter op zijn plaats zou zijn.
Zaterdag 24 februari
Dit was onze laatste dag in Nieuw-Zeeland en effectief eigenlijk ook de laatste dag van onze reis. In de ochtend genoten we nog wat van het samenzijn met familie en maakten een wandeling richting de One Tree Hill. Om er zeker van te zijn dat ons kampeerspullenpakket als één pakket aan zou komen, verstevigden we deze toch een keer extra met tape. Roos en reden extra vroeg naar het vliegveld, omdat het inleveren van Corry 2 en het gebruik van een noodpaspoort extra tijd in beslag zou gaan nemen. Gelukkig verliep dit allemaal vlekkeloos en konden we aan deel één van onze thuisreis beginnen. De kortste vlucht van deze reis bracht ons naar Brisbane waar we een relatief korte overstaptijd hadden. Vanuit daar begonnen we aan de ruim veertienurige vlucht naar Dubai. Les van de dag: pindakaas is een vloeistof. Althans, zo dacht de pindakaaspolitie van de luchthavenbeveiliging Auckland erover. Ik deelde die mening niet.
Zondag 25 februari
De vlucht naar Dubai verliep prima en de tijd gebruikten Roos en ik om wat docu’s te kijken, te eten en af en toe een poging te doen tot slapen. Helaas was mijn laptop niet meer ter beschikking, anders had ik waarschijnlijk nog tijd besteed aan deze blog of aan het foto’s uitzoeken samen met Roos. Op Dubai aangekomen hadden we ook hier een bescheiden overstaptijd. Dat was ook prima, want Dubai Airport hadden Roos en ik nu wel vaak genoeg gezien. Hierna volgde de laatste vlucht, terug naar Nederland. De hattrick van mijn favoriete toestel, de Airbus A380, was hiermee compleet. Op Schiphol was het voor de laatste keer spannend of alle bagage wel aangekomen zou zijn, al was dat dit keer het minst relevant. Bij het openen van de bekende “hello-goodbye” schuifdeuren werden we warm onthaald door familie en vrienden. Het groepje supporters was voorzien van spandoeken en vooral neefjes en nichtjes hadden geen geduld meer om te wachten op een knuffel tot we goed en wel de deuren door waren. Thuis aangekomen was ook ons huis van binnen en buiten versierd door vrienden en familie. We nodigden iedereen bij ons thuis voor een kop koffie en probeerden een jaar weg zijn bij te praten in één middag. Het was fijn iedereen weer te kunnen zien en spreken al balanceerden mijn emoties ergens tussen heimwee en wanderlust. Les van de dag: hoewel ik er nog best een jaar aan had willen plakken, leer je met een jaar reizen enorm te waarderen wat je thuis hebt.
Overnachtingen:
- Sandy Feet Hotel, Christchurch
- Chamberlains Ford Recreation Reserve, Rolleston
- Lake Pupaki Campervan Parking, Pukaki
- Queenstown Lakeview Holiday Park, Queenstown
- Aspen Lodge, Queenstown
- Base Hostel, Wanaka
- Albert Town Campground, Albert Town
- Montrose Hostel, Franz Josef
- Noah’s Arc Hostel, Greymouth
- Mc Lean Recreation Area, Woodstok
- Yalata River Bridge Campsite, Takaka
- Brook Valley Holiday Park, Nelson
- Nomads Capital Hostel, Wellington
- Rainbow Lodge, Taupo
- Waikoko Campsite, Rangipo
- Waiotapu Tavern Camping, Waiotapu
- Lake Aniwhenua Campground, Galatea
- Whakatane Holiday Park, Whakatane
- Waihi Historic Railway Station, Waihi
- Peter en Annelies’ Place, Auckland
- Else en Ronald’s Place, Auckland
Afstanden:
- Christchurch – Mount Cook: 314 km
- Mount Cook – Queenstown: 247 km
- Queenstown – Franz Josef: 365 km
- Franz Josef – Cape Farewell: 569 km
- Cape Farewell – Nelson: 157 km
- Nelson – Picton: 134 km
- Picton – Wellington: 103 km
- Wellington – Taupo: 372 km
- Taupo – Whakatane: 152 km
- Whakatane – Rotorua: 67 km
- Rotorua – Coromanel: 208 km
- Coromanel – Auckland: 186 km
- Auckland – Brisbane – Dubai – Amsterdam: 19456 km
Subtotaal: 22330 km
Totaal: 125110 km