- Australië: deel 1
- Australië: deel 2
- Australië: deel 3
Perth, Karijini, Exmouth, Coral Bay, Fremantle, Esperance, Margaret River
Zaterdag 30 december
Voor onze gastheer Paul was het vandaag een vrije dag, dus de uitgelezen mogelijkheid om meer van zijn stad te laten zien. We pakten de trein naar de voorstad Fremantle. Dit oude havengebied was omgetoverd tot een enorm hip stukje post-industrieel stad, wat nu zowel geliefd was om te wonen als om gewoon te bezoeken. Een soort Strijp-S gebaseerd op havenwerken in plaats van een electronicagigant. We bekeken met Paul de Fremantle Markets en wat meer van de omgeving. Aan de waterkant bezochten we de Little Creatures brouwerij, waar we een kleine bierproeverij deden. Cider voor Roos, want die houdt niet zo van bier, maar gelukkig is Australië zo’n Angelsaksisch land dat er ook overal ciders te krijgen zijn. Omdat we goed bezig waren om voor de innerlijke mens te zorgen en omdat het hier een specialiteit was, aten we Fish and Chips bij het befaamde restaurantje Cicerello’s aan de jachthaven. Hierna was het weer tijd om Fremantle, of Freo zoals de locals het noemen, te verlaten. In de middag oefende Paul één van zijn favoriete hobbies uit: kitesurfen. Roos en ik hielden het zelf bij zwemmen en moedigden hem vanuit het water aan. We hielden het bij een korte duik en vertrokken daarna naar de supermarkt. Wij zouden namelijk die avond voor het eten zorgen en draaiden een quinoasalade in elkaar. We aten gezamenlijk en kletsten over van alles en nog wat. Omdat Paul niet zo’n avondmens is als Roos en ik probeerde ik in de late avond nog een poging om mijn laptop te herstellen. Zelfs het gebruik van een nood-USB-stick mocht niet baten. Ik begon me een beetje zorgen te maken of het beestje überhaupt nog een teken van leven zou gaan geven. Les van de dag: zelfs supermarkten in Australië hebben blijkbaar nog genoeg lijntjes met Nederland. Zoute drop, pepermuntjes en peperkoek zijn te vinden onder de afdeling “Authentic International Food”.
Zondag 31 december
Nadat we sinds lange tijd weer eens uitgeslapen hadden pakten Roos, Paul en ik na het ontbijt de fiets om opnieuw richting Fremantle te gaan. We zouden de dag gaan besteden op het eiland Rottnest, dat vlak voor de kust van Perth ligt. Onze fietsen werden op de B-Shed kade in Fremantle op de ferry geladen en binnen drie kwartier zetten we voet op het eiland. Rottnest is ideaal om per fiets te verkennen: het eiland is ongeveer tien kilometer breed en vijf kilometer lang, heeft overal geasfalteerde wegen en heel veel stranden en baaitjes. De eerste stop maakten we dan ook bij The Basin: een baai met een rotsbodem zodat er veel te zien is als je er gaat snorkelen. Paul had voor iedereen een snorkelset meegenomen zodat we gezamelijk de vissen en het koraal konden bewonderen. Na een stukje verder fietsen kwamen we aan bij Fays Bay. Hier bakten we moten zalm op een meegebracht butagasbrandertje en genoten van ons broodje zalm. Ons toetje, een verse mango, aten we een paar kilometer verder op bij Rocky Bay Beach. En dan op de enige echte manier waarop je, volgens Paul, een mango moet eten: zittend in het water, je gezicht in de mango geduwd, zodat je meteen je smoel weer schoon kunt spoelen nadat je een onmogelijke hap hebt genomen. Hierna gingen we op zoek naar datgene waar Rottnest beroemd mee is geworden: de quokka. (De quokka? Ja de quokka!) De quokka is een knaagdier dat voorkomt op het eiland en enorm fotogeniek is. Zo fotogeniek dat bezoekers van het eiland er graag een selfie mee maken, waarop het haast altijd lijkt dat het beestje een lach tevoorschijn tovert. Dat wilde Roos en ik natuurlijk ook, dus bij het eerste de beste groepje quokka’s gooiden we onze fiets op de grond en lagen op onze buik naast de beestjes te manoeuvreren. Hoewel de meeste quokka’s niet schuw zijn, was het bijzonder lastig om ze goed op de gevoelige plaat vast te leggen. Na verschillende stops en waarschijnlijk honderden mislukte foto’s was het dan toch eindelijk gelukt een quokka bereid te vinden om voor ons te glimlachen op de foto. Roos en ik waren tevreden. We fietsten via Pink Lake met zijn typische kleur weer terug naar Rottnest dorp en hadden nog even tijd voordat de ferry weer terug zou gaan naar het vasteland. Nadat we weer in Fremantle waren aangekomen namen we, heel onhandig temidden van feestende mensen, een douche bij één van de stranddouches om ons zo klaar te maken voor oudejaarsavond. Het was immers de laatste dag van het jaar en vrienden van Paul hadden onze uitgenodigd deze samen door te brengen. We arriveerden bij het huis van de gastheer en -vrouw, Rob en Alice, waar ook nog andere vrienden aanwezig waren. Hier genoten we van een heerlijk avondeten en van de gezelligheid met elkaar. Roos en ik proostten op een meer dan succesvol 2017 waarin we eindelijk onze droom van een wereldreis werkelijkheid maakten. Les van de dag: hoewel Australië met de uitbundige vuurwerkshow van Sydney een vuurwerkland lijkt zijn, waren onze eigen sterretjes het enige vuurwerk dat we die avond zagen. Particulier vuurwerk is in Australië verboden en voor het vuurwerk van Perth CBD zaten we te ver weg.
Maandag 1 januari
We begonnen het jaar goed en sliepen weer heerlijk uit. Om het jaar sportief ook goed te beginnen maakten Roos en ik een run langs het strand van Perth en hoopten op die manier alle hapjes en drankjes van de dag ervoor te kunnen compenseren. Na wat ontspanning in het zwembad op de binnenplaats van het appartementencomplex stortte ik me bijna moedeloos weer eens op het probleem “defecte laptop”. Na heel wat gegoogle over gelijksoortige problemen en mogelijke oplossingen had ik al verschillende strategieën geprobeerd. Het laatste stukje inzicht bleek te helpen: de PC startte weer en, hoewel ik alles volledig moest wissen, stond er weer een verse versie van Windows op. De vorige repareerpogingen waren blijkbaar mislukt door een defecte USB-stick. Tsja, kom daar maar eens op. Gelukkig stonden de belangrijkste zaken (voornamelijk foto’s) al in de cloud, dus die waren we niet kwijt. Zoals het hoort op de eerste dag van het jaar deden we verder niet veel bijzonders. De avond gebruikte ik simultaan om de PC verder te voorzien van de juiste software en data en om te socializen met Roos en Paul. Les van de dag: check de status van een USB-stick voordat je hem gebruikt om een PC te repareren.
Dinsdag 2 januari
Voor Paul was het vandaag weer een werkdag, dus in de ochtend vertrok hij op de fiets naar zijn werk. De twee overige fietsen hadden Roos en ik te leen gekregen zodat we vandaag zelf wat meer van de stad konden gaan verkennen. Op de fiets, met een helm op, want dat is verplicht in Australië, reden we richting het centrum. Het viel weer op hoe uitgestrekt Perth is. Veel wijken bestaan uit keurig onderhouden straten en lanen met bungalo’s, vrijstaande huizen en appartementencomplexjes. Blokken flats en hoogbouw vind je er amper. Als eerste bezochten we het enorme King’s Park wat in het midden van de stad ligt. We beklommen de DNA tower die gebouwd is als hommage aan de ontdekkers van DNA. Ook dit park had een elevated walkway, een hoog houten wandelpad dat uitkwam in de botanische tuin. In de hitte van de dag (het kwik was al boven de dertig graden uitgekomen) liepen we deze route. Daarna bezochten we het centrum, het CBD, van Perth. Dit stuk stad was mooi, maar vrij strak en zakelijk en dus niet echt bijzonder. Wij houden meer van de rafelige randjes van een stad, dus fietsten Roos en ik door naar de wijk Northbridge. Dit was de wijk die veel meer een bohemenuitstraling heeft. Bij een brouwerijcafé streken we neer en omdat ze er ook een proeverij aanboden van de lokale brouwsels, wilde ik dat wel eens proberen. Ter plekke zocht ik nabije hotspots van stadsversieringen en stippelde een route uit langs de “pieces”. Ook Perth was goed voorzien van straatkunst, iets wat Paul later deed verbazen: “Nooit opgevallen in mijn eigen stad”. Hierna fietsten we terug via de Jacobsladder, die in Perth gebruikt wordt door sportievelingen door deze trap op en neer rennen, waarna we weer terugkeerden naar de wijk Mosman Park. Om onze dankbaarheid te tonen voor Pauls gastvrijheid hadden we besloten alle dagen te koken en maakten iets wat we zelf ook al lang niet meer hadden kunnen maken bij gebrek aan de juiste middelen: een heerlijke quiche lorain. Les van de dag: Google is your friend. Ook als het graat om Street Art. Dan zoek je gewoon op de Google Street Art Maps (ja, dat bestaat echt).
Woensdag 3 januari
Het was de laatste dag voordat Roos en ik zelf op pad zouden gaan over de Westkust. We hadden nog behoorlijk wat praktische dingen te regelen, dus daar konden we de dag mooi voor gebruiken. Omdat het vorige keer zo’n heerlijke run langs de oceaan was geweest, gooiden we deze in de herhaling en startten de dag met hardlopen met aansluitend weer een duik in het zwembad. We wasten onze kleding en deden boodschappen waarbij we natuurlijk ook een bedankje voor Paul en Giverny kochten. De aanwezigheid van een oven liet ik niet onbenut door weer flink wat bananenbrood te bakken en zo, net als de vorige keer toen we met een campertje op pad gingen, een voorraadje te hebben voor onderweg. Roos was druk bezig met het opzoeken van de hotspots van de Westkust en stippelde een route uit, haar specialiteit van onze reis. Om flink uit te pakken voor het avondeten maakten Roos en ik zelf sushi. Een secuur en tijdrovend karweitje, maar achteraf waren we tevreden met het resultaat. In de avond genoten we van de Japanse specialiteit, de luxe van een appartement en van de laatste keer samen. Dit samenzijn was niet compleet geweest zonder een paar potjes Yahtzee, het spel dat lijdend was geweest tijdens onze reis samen in Namibië. Na uitzonderlijk veel keer Yahtzee! behaald te hebben was het tijd om naar bed te gaan en zat onze tijd in Perth erop. Les van de dag: Paul’s stoelen zijn stevig genoeg om erop staande de traditionele (en verplichte) Yahtzee! kreet te weerstaan. Gelukkig maar.
Donderdag 4 januari
Onze gastheer van de afgelopen dagen, Paul, zette ons in de ochtend netjes af bij het camperverhuurbedrijf, zodat wij weer aan een nieuw avontuur konden beginnen. Ons campertje voor de Westkust van Australië was iets anders dan Johnny (het campertje van de Oostkust). Het nieuwe campertje was een klein Toyota Hiace busje met hierop een verhoogde top gebouwd zodat er ruimte was om te staan en spullen kwijt te kunnen. Wat mij betreft een hele verbetering ten opzichte van het vorige campertje, al zou de extra hoogte later nog een nare rol gaan spelen. Omdat het camperverhuurbedrijf dit type niet had voorzien van een eigen naam, besloten Roos en ik ons exemplaar te vernoemen naar de artiest die we zelf opgezet hadden tijdens de eerste kilometers: Amy Winehouse. Na de inkopen voor de eerste dagen bij mijn favoriete Duits-Australische grootgrutter stonden Roos en ik voor de keuze welke route we zouden gaan nemen. We wilden namelijk graag het Karijini National Park bezoeken, maar door wisselende weersomstandigheden was dit lang niet altijd mogelijk. We googleden en belden de benodigde instanties af, maar konden niet alle informatie krijgen over weg- en weersomstandigheden die we nodig hadden. Daarom besloten we de eerste paar honderd kilometer noordwaarts te gaan waarna nog een splitsing in de wegen zou volgen die de keuze pas definitief zou maken. Onderweg maakten we een stop bij Seabird in de hoop een glimp van dolfijnen op te vangen, maar dat was ons deze dag niet gegund. We reden door naar het dorpje Lancelin waar we de enorm witte zandduinen bewonderden en zelf natuurlijk ook via het mulle zand omhoog liepen. Hierna reden we naar het Nambung National Park waarvan de Pinnacles een hoogtepunt zijn. Overal in het park staan puntige rotsen als een versteend leger verspreid over grote vlaktes, een heel bijzonder gezicht. Tegen de schemering reden we door naar het nabijgelegen Kangaroo Point om op zoek te gaan naar de beesten die natuurlijk de naamgever zijn van dit punt aan zee. Na een stukje lopen kwamen we verschillende exemplaren tegen die er prachtig uitzagen in het licht van de ondergaande zon. Dit leverde weer tientallen foto’s van onze huppende vriendjes op. Op een eenvoudige campsite aan zee parkeerden we Amy, kookten ons eerste maaltje en spendeerden daar de nacht. Les van de dag: couscous eten bij een zeebriesje van windkracht acht is geen goed idee.
Vrijdag 5 januari
Na het ontbijt reden we de laatste honderd kilometer tot aan de stad Geraldton. Hoewel deze stad slechts iets meer dan 30.000 inwoners heeft, is dit toch de derde stad in de hele staat Western Australia en zeker de laatste serieuze baken van beschaving als je verder noordwaarts of inland reist. Bij een koffietentje aan het strand probeerden we alsnog de juiste informatie bij elkaar te krijgen voor onze verdere reis naar Karijini. Zowel de wifi als de autoriteiten werkten hier niet erg aan mee, dus besloten Roos en ik zelf maar op basis van de informatie die we wel hadden een keuze te gaan maken. We hakten de knoop door om het erop te gaan wagen, een gok die onze reis honderden kilometers zou doen afwijken als het de verkeerde gok was. Ik draaide Amy rechtsaf de Highway 123 op en we waren op pad. We reden oostelijk het binnenland van Australië in, grote vlaktes met lage begroeiing en rood zand passerend. De weg was recht, heuvelde af en toe zachtjes op en neer, maar was vooral verlaten. In de eerste driehonderdvijftig kilometer tot het volgende dorpje haalde ik slechts één auto in en werd welgeteld nul keer ingehaald. Toen we aankwamen in het gehucht Mount Magnet begon het al tegen de avond te lopen. We besloten dat we er voldoende kilometers op hadden zitten en dat dit de beste plek zou zijn om de nacht door te brengen. Nadat we hadden getankt en onze avondmaaltijd gekookt en verorberd hadden dronken we nog een koffie en thee terwijl de locals af en toe passeerden: aboriginals op blote voeten en blanke figuren die waarschijnlijk de verloren tak van de stamboom van familie Tokkie waren. Wellicht daarom dat de politie die avond dan ook onophoudelijk patrouilleerde door het gehucht. Het feit dat wij op een parkeerterrein van een speeltuin stonden lieten ze dan ook ongemoeid. Les van de dag: het “mountain” gedeelte van Mount Magnet moet je in Nederlandse perspectieven zien aangezien het land over het algemeen zo vlak is als een pannenkoek.
Zaterdag 6 januari
Karijini lag ver weg, dus ook vandaag domineerde het reizen de dag. We hadden ruim achthonderd kilometer voor de boeg, dus met een goed gevulde spotifyplaylist verstreken met de hitjes ook de kilometers. Het grootste gedeelte van de rit leek het erop dat het midden van Australië de inwoners bijzonder weinig te bieden had: enorme vlaktes met lage begroeiing. Pas onder het stadje Newman begon ik te beseffen waarom hier überhaupt nog wegen lagen: grondstoffen en dan met name ijzererts. Vrachtwagens met zwaar materieel passeerden zo nu en dan en alle wegbewijzering had wel iets van doen met de aanwezige mijnen in de regio. We passeerden de steenbokskeerkring en reden een paar kilometer later Newman in om te tanken en boodschappen te doen. De inwoners van het dorpje voldeden aan het beeld wat ik van mijnwerkers heb: knoestige stevige mannen met baarden en vuile kleding. Toen we weer voorzien waren van brandstof en vers proviand reed ik de parkeerplaats af. Enkel een metalen balk, ik schatte iets hoger dan Amy, scheidde ons nog van de openbare weg. En bij die schatting ging het precies mis. Bam! Met een hele lage snelheid, maar toch een enorme knal kwam Amy tot stilstand. Omdat ik in de balk geen kwaad zag, wist ik de eerste seconden ook niet wat ik geraakt had. Roos stapte uit en rapporteerde wat er mis was: de top van Amy zat klem onder de metalen balk en had voor een paar lelijke krassen en scheuren in de polyester bovenkant van de camper gezorgd. Ik zette de wagen in de achteruit en met gepiep en gekraak kwam Amy onder de poort vandaan. Amy was gehavend, maar constructueel was de camper nog in orde. Op het eerste gezicht leek de schade nog wel mee te vallen, maar na de scheurtjes en krassen bestudeerd te hebben zag het er toch wel echt lelijk uit. De verzachtende omstandigheden, geen borden die de hoogte laten weten (terwijl dat eigenlijk overal wel zo is) en de afwijkende restrictie in hoogte van op- en uitrit, waren zinloos: ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan. We besloten het er voor die dag verder bij te laten en onze weg te vervolgen. Onderweg zouden we wel merken of de scheurtjes in de top roet in het eten zouden gooien. We reden het laatste stuk door en maakten nog een tactische tankstop zodat we met volle tank het Karijini National Park inreden. Tot onze opluchting waren de belangrijkste wegen “sealed” en zagen we nergens borden dat er wegen afgesloten waren. We reden tot een officiële National Park Campsite en brachten daar dan ook de nacht door. Ondanks de gedachte dat de veroorzaakte schade precies in de uitsluitclausule van de verzekering viel, sliep ik die nacht prima. Les van de dag: omdat de wegen toch zo goed als leeg zijn, is het voor vrachtwagens geen probleem om met vijf opleggers te rijden, die vanwege de constructie dan ook treffend “road trains” worden genoemd.
Zondag 7 januari
We hadden de ochtend de wekker weer eens bijzonder vroeg gezet. Het was zomer in Australië en in Karijini kan het dan bloedheet worden, met name in de kloven. De eerste kloof die we bezochten lag direct om de hoek bij onze campsite: de Dales Gorge. Met een kleine wandeling daalden we af tot de bodem en kwamen aan bij de Circular Pool. Roos en ik waren er op voorbereid dat het een dag vol met “pools” zou worden, dus we namen direct een duik in het heldere water. Via de andere zijde van de kloof kwamen we uit bij de Fern Pool, die nog een stuk fraaier dan de vorige was. Binnen de Dales Gorge bevonden zich ook de Fortescue Falls waarbij het water trapsgewijs het heldere meertje met steile rode wanden instroomde. Uiteraard hebben we ook hier een duik genomen. Hierna pakten we de camper weer en reden naar de volgende highlight. Hiervoor moesten we wel een paar kilometer unsealed, onverharde gravelweg, rijden. Amy schudde flink terwijl ik hoopte dat dit gewiebel de scheurtjes in de top niet zou verergeren. Het uitzicht op de enorme Knox Gorge was machtig, evenals het uitzicht op de Joffre falls. Hoewel deze laatste wel behoorlijk droog stond, zodat ze niet meer echt aan de kwalificatie waterval voldeed. We reden over nog een stuk onverharde weg door naar een plek waar drie kloven bij elkaar kwamen. Als eerste liepen we de Weano Gorge door die onlangs door een bosbrand getroffen was, een verschijnsel wat helaas maar al te vaak voorkomt in Australië. De geur van verbrand hout hing nog in de lucht en de aanwezigheid van zwarte boomstammen gaf een wat treurige aanblik. We hadden een druk programma, want direct hierna liepen we de kloof in die toegang gaf tot de Handrail Pool: een diepgroen meertje waar we uiteraard ook een stukje gezwommen hebben. Hierna volgde het piece de la resistance van de dag: de “gorgeous” Handcock Gorge. Via een stijl een bochtig pad waarbij de wanden bestaan uit rood gesteente in prachtige rode uitgesleten laagjes kwamen we via de “spider walk” aan bij Kermits Pool. Het groene meertje lag er sprookjesachtig mooi bij. Na nog twee lookouts over de driesprong aan kloven reden Roos en ik door naar het Karijini Eco Retreat: één van de weinige bemande accommodaties binnen het park. Hier namen we dan voor de laatste keer die dag een duik in het water bij de Joffre River. We keken tevreden terug op een dag in misschien wel het mooiste natuurpark dat we in Australië gezien hebben. Les van de dag: de Fern Pool zit vol met het type visjes die je ook bij luxe wellnesscenters ziet: knabbelvisjes. Ware het wel dat deze exemplaren iets groter waren zodat ze af en toe een flinke hap namen.
Maandag 8 januari
Bij de Eco Retreat hadden we wat informatie ingewonnen over een ander deel van Karijini: de Hamersley Gorge. Volgens de eigenaar zou het wel mogelijk moeten zijn om met een tweewielaangedreven campertje de route over de gravelweg te kunnen maken. Roos en ik hoopten dus dat het gehobbel van de dag ervoor een uitzondering zou zijn en dat de nieuwe route er wat gladder bij zou liggen. Helaas moesten we na de eerste kilometers concluderen dat deze even ruk was als de korte stukjes gravel van gisteren. Vijftig kilometer van dit soort wegen zaten we toch niet op te wachten, dus maakten we rechtsomkeer. We maakten een korte stop in het mijnwerkersstadje Tom Price om te tanken en reden weer driehonderd kilometer westelijk om daar weer de Nord West Coastal Highway op te rijden, wat bijna vertrouwd voelde na de enorme afstanden door onbewoond gebied. Om de lange afstanden te vullen speelden Roos en ik potjes dingo-bingo waarbij we beide onze bingo-kaart moesten vullen met (schaars) aanwezige objecten zoals verkeersborden, gebouwen (!), wildroosters en natuurlijk: dingo-kadavers. Na nog een tankstop in het dorpje Nanutarra merkten we vele kilometers later dat de pomp een andere hoeveelheid had afgegeven dan er daadwerkelijk in onze tank zat. Met het beleid extreem zuinig rijden (80km/u en geen airco, 35+ graden) gingen we dus verder met samengeknepen billen in de hoop onze eindbestemming, en eerstvolgende tankmogelijkheid, Exmouth te halen. Gelukkig haalde we het tankstation en was ons een hoop ellende bespaard gebleven. Exmouth was een typische toeristenbestemming, vooral voor de Aussies zelf, en had geen mogelijkheid tot free camping. Iets wat andere steden veel vaker wel aanboden. Roos en ik checkten dus in op een burgerlijk Caravan Park en maakten dan toch maar gebruik van alle faciliteiten, nu we er toch waren. Les van de dag: toch nog beter vooronderzoek doen als je naar een National Park gaat. Bij het achteraf opzoeken van de Hamersley Gorge zouden we er toch wel vijftig kilometer gehobbel voor over hebben gehad.
Dinsdag 9 januari
In de ochtend werden we eerst tijdens het ontbijt gestoord door twee emu’s die doodleuk over de camping struinden en probeerden de ochtendmaaltijd van ons bord te pikken. Dat lieten we dus niet zomaar gebeuren, dus gewapend met een klapstoel verdedigden we ons ontbijt. Nadat dit gevaar geweken was besloten we dat we toch van de gelegenheid gebruik moesten maken om weer eens te gaan hardlopen. Nadat ik helemaal stuk was gegaan in de hitte, hielden we het voor de rest van de dag wat rustiger. We zochten een plekje in de bibliotheek van Exmouth en gebruikten onze tijd om digitaal weer up to date te zijn en verdere plannen, in het bijzonder het volgende land, verder uit te kristalliseren. Hierna vertrokken we weer met Amy om de kaap waar Exmouth op ligt verder in te trekken. In de onbewoonde gebieden van de kaap ligt het Cape Range National Park (treffende naam!). Rijdend langs de kust in de vroege avond moest ik een paar keer flink in de remmen voor overstekende kangoeroes. Waarschijnlijk daarom dat er later op de avond eentje verhaal kwam halen en zich bij ons klaptafeltje op de camping kwam melden, in het donker, waardoor we ons wezenloos schrokken. Les van de dag: tijdens het hardlopen was de hitte eigenlijk niet mijn grootste zorg, maar de slangensporen die overal door in het zand waren te vinden.
Woensdag 10 januari
In de ochtend reden we de rest van de kaap af richting de Yardie Creek Gorge. Na deze verkend te hebben met een korte hike hadden we verschillende stops terwijl we de kaap weer terug omhoog reden. Sandy bay bleek geen leugen te zijn, maar had naast zand ook fantastisch mooi blauw water. Bij Oyster Stacks maakten we een stop aan het strand en gebruikten de snorkels die we van Paul, onze gastheer in Perth, hadden geleend. De Oyster Stacks waren prachtig en er was van alles te zien onder water: rotsen, koraal en natuurlijk weer visjes in alle kleuren van de regenboog. Het zou vandaag een snorkeldag worden. Op onze volgende stop, Turquoise Bay, gingen de maskers weer op, al was hier wel minder te zien. De daaropvolgende stop, Lakeside, had behalve veel zand ook niet zoveel te bieden. We reden de kaap weer af, terug naar Exmouth, waarna we weer verder afzakten naar het plaatsje Coral Bay. Een dorpje met een veelbelovende naam voor onze snorkeldag. Coral Bay was duidelijk ingericht voor toeristen. Na een camping gevonden te hebben hadden Roos en ik iets te vieren. We kochten een flesje wijn, namen deze samen met twee glaasjes mee naar het strand en proostten op ons vijftien jarig (!) jubileum. Voordat de zon onder ging zetten we onze snorkels nog één keer op en bewonderden de onderwaterflora en -fauna van de Bills Bays waar het dorpje aan gelegen is. En inderdaad, van de naam van het dorpje was geen woord gelogen. Als bonus zagen we een schildpad loom en relaxed voorbij zwemmen. Aangezien de restaurantkeuze van Coral Bay niet veel soeps was, besloten we om ons jubileum op een ander dag in een restaurantje te vieren. Les van de dag: schildpadden worden high van het eten van kwallen. True story.
Donderdag 11 januari
In de ochtend gingen Roos en ik op zoek naar haaien. Het op loopafstand gelegen Skelleton Bay was een broedplaats voor jonge haaitjes, dus maakten we een wandeling langs de baai af. Helaas voor ons waren de haaien vandaag waarschijnlijk op schoolreisje, of zoiets, want wij hebben er geen gezien. De temperatuur liep weer ruim in de dertig graden, dus was de dag uitermate geschikt om ook de andere kant van de baai onder de waterspiegel te bekijken. Met de wind en de stroming lieten we ons via Paradise Bay naar Purdie Point drijven terwijl op een paar meter diepte een sprookjesachtige wereld aan koraal en onderwaterdiertjes aan ons voorbij trok. Deze plek had zeker één van de mooiste koraalriffen die ik ooit heb gezien. Ondanks de warme temperatuur waren we koud en blauw toen we weer uit het water kwamen dus een warme douche op de camping was een welkome opwarmer, ware het wel dat het water brak was. (N.B. ik heb vaak een mijn leven brak gedouched, maar nooit op deze manier) Hierna reden we een kleine 250 kilometer zuidelijk naar het stadje Carnavon. Hier regelden we onze tickets voor de vlucht naar het volgende land, en misschien nog wel belangrijker: ook vliegtickets weer naar huis. Een taakje waar we heel lang niet aan wilden denken, maar wat langzaamaan wel werkelijkheid begon te worden. Onze resterende tijd van de wereldreis was niet langer te meten in maanden, maar slechts in weken en eigenlijk zelfs in dagen. Het idee weer terug naar huis te gaan gaf tegelijkertijd een heel benauwd en tevreden gevoel. Aan de ene kant was het een goed gevoel om weer familie en vrienden te kunnen zien, aan de andere kant kon ik deze manier van leven nog wel een tijdje volhouden. Les van de dag: weet je, ik denk dat het verhaal van kapitein Ortega wel eens waar zou kunnen zijn.
Vrijdag 12 januari
Carnavon had behalve een plek om te slapen niet veel te bieden. Dus reden we een flink stuk zuidelijker richting de plek met de onheilspellende naam ‘Shark Bay’. Hoewel de baai niet voor niets naar deze beesten is vernoemd, was dat vandaag niet waarvoor we kwamen. De eerste stop die we maakten was bij Shell Beach. Wat de naam al doet vermoeden bleek in werkelijkheid ook zo te zijn: het strand bestaat uit een dikke laag van miljarden en miljarden kleine schelpjes. Zo ver het oog kon reiken waren de witte schelpjes ter grootte van een vingernagel aanwezig. Na dit bezoek reden we door naar de Hamelin Pool: een apart gedeelte van de baai waar zich één van de oudst levende structuren ter wereld bevonden. Deze structuren, stromatolites genaamd, zijn eigenlijk grote hompen bacteriën die als stukken verweerd asfalt in de zee lagen. Na deze stops was het weer een kwestie van kilometers maken; we zakten weer een vierhonderd kilometer zuidelijker op de landkaart. Bij de Murchison River vonden we een hele mooie campsite waar we de dag afsloten. Les van de dag: de bekendste plek voor toeristen in Shark Bay is Monkey Mia, waar je ondanks de naam geen apen, maar dolfijnen kunt zien. Deze plek hebben we overigens overgeslagen omdat ik niet zo’n fan ben van wilde dieren voeren voor vermaak.
Zaterdag 13 januari
Onze route volgde voornamelijk de North West Coastal Highway in zuidelijke richting. Bij de Folly Hill bogen we rechtsaf richting de oceaan om zodoende terecht te komen in het Kalbarri National Park. We reden tot aan de Z-Bend Lookout waar de stroom van de Murchison River de vorm had aangenomen van de laatste letter van het alfabet. Hierna reden we door tot het viewpoint “The Loop”. Mijn angst voor een flink stuk unsealed road en nog meer averij voor Amy was ongegrond, aangezien er net enkele maanden geleden een prachtige asfaltweg was aangelegd. De bekendste fotospot op The Loop is de Nature’s Window: een gat in een typisch gevormde rots. Hoewel dit raampje best tof was, vonden Roos en ik een plek op een paar honderd meter verderop die bij ons nog meer indruk maakte. Erosie had de rood-oranje-gele rotsen uitgesleten en een prachtig schouwspel van lijnen, kliffen en overhangende rotsen achtergelaten. Het midden van het Kalbarri National Park is het aan zee gelegen Kalbarri Town. Aangezien dit dorpje voornamelijk bestaat uit overnachtingsfaciliteiten voor toeristen hadden Roos en ik er niet veel te zoeken en reden door naar de kustroute die door het park loopt. Bij de Blue Holes waagden we nog een poging om te snorkelen. Langs de Kalbarri kust wandelden we door de Rainbow Valley naar de Mushroom Rock met zijn typische vorm. Hierna maakten we nog een stop bij Island Rock en liepen we door naar de Natural Bridge lookout. Nadat we alle hoogtepunten van Kalbarri gezien hadden, reden we door naar het plaatsje Port Gregory dat aan de Hutt Lagoon ligt, ook wel bekend als Pink Lake. Dit meer had inderdaad een behoorlijk roze kleur en van dichtbij bekeken bleken de opgedroogde stukken te bestaan uit zoutstructuren zoals we die ook in Bolivia hadden gezien. We sloten de dag af met de laatste kilometers richting het stadje waar we al een keer eerder waren geweest: Geraldton. Hiermee was onze cirkel compleet en bevestigden we onszelf weer dat we er goed aan hadden gedaan deze route in tegenovergestelde richting van de klok te nemen. Het Karijini Park werd namelijk twee dagen na ons bezoek gesloten vanwege plotselinge overstromingen. Les van de dag: snorkelen is mogelijk met slechts veertig centimeter water. Althans, voor Roos en mij. Ik heb genoeg bezoekers gezien die het niet zouden halen.
Zondag 14 januari
Onze belangrijkste punten op het noordelijk deel van Western Australia hadden we afgetikt, dus het werd tijd om het zuidelijk deel van de staat te gaan verkennen. Amy draaide warm om vandaag de laatste vierhonderd-nogwat kilometers op het noordelijke deel af te gaan leggen. Eenmaal terug in Perth deden we eerst boodschappen bij mijn favoriete Duits-Australische supermarkt en regelden nog wat zaken voor onszelf. Ook al was het jubileum van Roos en mij inmiddels vier dagen oud, zagen we in Perth de uitgelezen gelegenheid om goed uit eten te gaan. Aangezien we al een positieve ervaring met de wijk Fremantle hadden, parkeerden we Amy daar in een willekeurig straatje om de nacht door te kunnen brengen. We wandelden naar het centrum en genoten bij een restaurant van de beste fishplatter van heel Australië ter ere van ons jubileum. Les van de dag: hoewel Amy Winehouse de naam van ons campertje bepaalde, begonnen we elke dag standaard met Jack Johnson met onze theme song van Australië, “Shot, Reverse, Shot”.
Maandag 15 januari
Onze parkeerplek in Perth had weinig vertier, dus reden Roos en ik meteen na het ontwaken naar Fremantle South Beach. Na het ontbijt besloten we spontaan dat dit een gelegenheid was om nog eens hard te gaan lopen. Tijdens de run verslechterde het weer en kwamen we drijfnat weer aan bij Amy. Na een douche besloten we dat we deze dag het beste binnen konden besteden, zaken regelen en uitzoeken voor de rest van onze trip. We verplaatsten ons naar het centrum van Fremantle naar een brouwerijcafé waar we de dag ervoor ook al gezeten hadden. Internet werkte (voor de verandering) prima, dus we konden aan de slag. De rest van de dag bleven we in het café terwijl buiten de regen onophoudelijk naar beneden gutste. Omdat dit toch echt wat anders was dan McDonalds bestelden we voor de verandering wel wat te eten en te drinken en ontdekten de lokale specialiteiten met een bier- en ciderproeverijtje. Toen onze dag in het café erop zat was het inmiddels donker en goot het buiten nog steeds. We zochten Amy weer op en hoopten dat de schade, die ze had opgelopen tijdens de onbedoelde ontmoeting met een ijzeren balk, niet teveel gevolgen zou hebben gehad in de regen. Helaas bleek niets minder waar. De barsten in de top hadden een enorme hoeveelheid water binnen gelaten met als gevolg dat alles nat was en er op diverse plekken een laagje water stond. Met name het bed inclusief matrassen was doorweekt. Onze persoonlijke spullen waren gelukkig niet ondergelopen, maar wel alles was klam. Net zoals de naamgeefster van campertje het vergaan is, was Amy flink gehavend en had een rehab nodig. Het was onmogelijk om nog in het campertje te slapen. Roos en ik zochten koortsachtig naar oplossingen. We vonden een hostel in de buurt waar we konden gaan slapen. Na een rondje door de buurt vonden we wonder boven wonder een parkeergarage met een plafond hoger dan 2.65m zodat we Amy in ieder geval voor de rest van de nacht droog neer konden zetten. We hoosden het water uit de camper en prepareerden de spullen zodat er zoveel mogelijk lucht bij kon om te drogen. Toen we tevreden waren over het resultaat checkten we in bij het hostel. Het hostel was niet echt gezellig. Ondanks dat er naar mijn mening iets moois van te maken was, was het oude gebouw smaakloos en onhandig ingericht. In de algemene ruimte zat een groep backpackers somatisch naar een oeroude Duits nagesynchroniseerde aflevering van Friends te kijken. Roos en ik kwamen gelukkig ook niet echt voor de gezelligheid, maar voor een droog bed. Les van de dag: het was dan ook niet een lullig buitje die ons die dag camperloos maakte. De naweeën van cycloon Joyce zorgen op die dag in sommige delen van Perth voor meer dan honderd millimeter aan regen, waarmee een 18 jaar oud record werd verbroken.
Dinsdag 16 januari
Iets over vijf ging de wekker al. Roos en ik kleedden ons aan en begaven ons snel naar de parkeergarage waar Amy stond bij te komen van de hoosbui van de dag ervoor. Onze strategie had er voor gezorgd dat de camper niet verder ondergelopen was, maar eigenlijk was alles nog zeiknat. We besloten om de scheurtjes in de top allemaal dicht te tapen met ducktape, die we toch altijd bij hadden. Dit beperkte verdere schade, maar voor de oplossing van de huidige schade moest Amy de zon in, en snel! Als twee ware amateur meteorologen spoorden Roos en ik het internet af naar informatie die ons hierbij kon helpen. Nadat we onszelf overtuigd hadden van het feit dat cycloon Joyce verder naar het zuiden zou trekken besloten wij westwaarts te gaan. Ons vervolg van Australië kon immers toch twee kanten op en wij besloten om nu met de klok mee te gaan reizen. We reisden een dikke tweehonderd kilometer en maakten onderweg nog een stop in een dorpje waar Bri, een vriendin van ons, een hele tijd gewerkt had in een bar. Het was bijzonder om voor te stellen hoe een stadgenootje maanden in dit slaperige dorpje had geleefd. We arriveerden op ons eindpunt van die dag: de Rest Area van Kwolyin. Dit bleek een schot in de roos te zijn. De campsite was perfect uitgerust met picknicktafels waar we al onze spullen op konden drogen. Binnen de kortste keren was alles droog, inclusief de matrassen waar eerder die dag het water nog uit sijpelde. Amy stond er weer fris bij en het deerde dan ook niet zoveel dat er later in de middag, toen wij alle spullen al weer ingeladen hadden, er nog een buitje over de campsite trok. Onze overstromingsellende leek voorbij en Roos en ik konden weer bijkomen en opgelucht adem halen. Les van de dag: een rol ducktape mee op reis is wellicht een opoffering van bagageruimte, maar blijkt op veel momenten goud waard.
Woensdag 17 januari
Aangezien de campsite van de afgelopen nacht de optie had tot een “Nepalese douche” was er voor Roos en mij de gelegenheid om te gaan hardlopen. De omgeving van Kwolyin was landelijk en leeg, tijdens het rennen kwamen we steeds de typische roze kaketoes en groene papagaaivogeltjes tegen die veel in Australië te vinden zijn. Na de ochtend verder rustig aan te hebben gedaan reden we tegen het middaguur richting het stadje Hyden. Belangrijkste attractie in Hyden: de Wave Rock. Deze rotswand heeft een prachtig gegolfde structuur en lijkt zo over je heen te klappen. Na de nodige cliché foto’s te hebben geschoten, compleet met surfboard, verkenden we ook het overige deel van de rotsformatie met een kleine wandeling. Ook een andere bekende rotsformatie, de Hippo Yawn, bewonderden we en kwamen tot de conclusie dat deze inderdaad op de gapende bek van een nijlpaard leek. Na een korte hike langs drooggevallen zoutmeren stond er nog zo’n 275 kilometer rijden op het programma. Het weer was jammer genoeg omgedraaid tot een regenbui, waarvan we wisten dat deze het komende etmaal nog een aantal keer zou terugkeren. We eindigden de dag in een piepklein dorpje, Munglinup genaamd, waar we een kampeerplek vonden tussen een bont gezelschap van andere backpackers en Australiërs met een camper waarvan het motto “bigger is better” moet zijn geweest. Les van de dag: de “Fire Danger Rating” borden in Australië worden met de hand op de juiste indicatie gezet. Vraag die bij mij bleef staan is: wie rijdt er in hemelsnaam in het geval van een helse bosbrand het gebied binnen om het bord op “Catastrophic” te zetten?
Donderdag 18 januari
In de ochtend reden we naar de stad waar we eigenlijk naar onderweg waren: Esperance. Omdat het weer volgens de voorspellingen vandaag nog steeds prut zou zijn, besloten Roos en ik de voorspellingen toch maar te geloven en één dag te wachten op beter weer. We zochten een koffiecafeetje op aan de kust, maar zoals het nu eenmaal gaat in Australië waren we alsnog noodgedwongen onze eigen wifi via ons Australisch simkaartje te gebruiken. Onder het genot van goede koffie en een matige internetverbinding regelden we wat zaken online en werkte ik deze blog bij. De voorspelling van vandaag klopte in ieder geval, want buiten was het grijs en grauw en regende het zo nu en dan. In de avond liet ik het rookalarm afgaan in de camper aangezien ik pannenkoeken aan het bakken was en we vanwege het weer de deuren dicht lieten. Dat mocht de pret niet bederven want de pannenkoeken waren heerlijk. Les van de dag: Esperance heeft zo’n mooie kustlijn, dat Ferrari daar zijn iconische “kijk-mij-eens-langs-de-kust-af-rijden” reclamefilmpjes schiet.
Vrijdag 19 januari
De weersvoorspelling klopte redelijk. In de ochtend was het nog een beetje bewolkt zodat we ervoor kozen eerst een aantal stop-look-and-go punten mee te pikken voordat we in de middag erop uit gingen. Eerste bezienswaardigheid: Pink Lake. Via Eleven Mile Beach en Ten Mile laguna kwamen we weer dichter bij het centrum van de stad. Daarna vervolgden we de weg via het Observatory Point, richting Twilight Beach naar Blue Haven. Deze laatste deed zijn naam eer aan. Overigens was de zee op bijna alle plekken prachtig: de kleur was diepblauw en varieerde soms naar lichtere tinten bij zandbanken. Toen de meeste wolken plaats hadden gemaakt voor een (eveneens) diepblauwe lucht reden we richting Cape Le Grand National Park: een uitgestrekt gebied van bergen, rotsen en bossen langs de zuidkust. Eén van de belangrijkste redenen om dit National Park te bezoeken was de belofte die vele foldertjes en blogs gaven: kangoeroes op het strand van Lucky Bay. Na een klein stukje wandelen kwamen we ze dan ook echt tegen: een kleine kangoeroesoort die rustig op het strand blaadjes aan het eten waren en niet bang waren voor mensen. Samen met de belachelijke felblauwe kleur van het water en het bijna witte zand van Lucky Bay gaf dit een geweldige fotogelegenheid zodat Roos ook weer los kon met haar ontdekte hobby van het afgelopen jaar. Na het bewonderen van onze springende vrienden liepen Roos en ik de Thistle Cove Trail door het park langs de kustlijn met enorme rotsblokken. Nadat we Cape Le Grand weer verlaten hadden en een snelle (Nepalese) douche in Esperance hadden genomen, sliepen we die nacht voor de tweede keer in het gehucht Munglinup, dit keer met voornamelijk andere backpackers om ons heen. Les van de dag: de aanprijzing van “Pink Lake” is meer marketing dan waarheid: de roze kleur kon ik er niet echt uithalen.
Zaterdag 20 januari
Aangezien Esperance de plaats was die het verste weg lag van onze begin- en tevens eindbestemming, Perth, was het nu een kwestie geworden om de laatste dagen in Australië via de zuidwestkust weer terug te rijden en onderweg nog een paar mooie plekken mee te pakken. De leukste daarvan lagen meer richting het westen zodat we vandaag eerst een kleine vijfhonderd kilometer zouden afleggen. In het stadje Ravensthorphe maakten we nog een kleine stop om de (door een Nederlandse Street Art kunstenaar) beschilderde graansilos te bewonderen. Eenmaal aangekomen in het stadje Albany was onze informatiehonger nog niet gestild en gingen we weer op zoek naar een koffietentje met wifi. We waren namelijk nog druk doende met de laatste dagen in Australië, maar ook met een stukje noodzakelijke planning in het volgende land. We zaten weer in de Westerse wereld, dus er moest weer van alles vooraf gepland worden. Vanuit Albany reden we nog een paar kilometer verder naar een natuurpark aan zee met de idyllische naam “Cosy Corner”. Daar vonden we tussen de bomen één van de laatste plekjes op steenworp afstand van het strand. Les van de dag: een koffietentje met wifi? In Australië? Dat moet een leugen zijn? Klopt. Wifi viel binnen een kwartier uit zodat we weer konden overschakelen op onze eigen verbinding.
Zondag 21 januari
In de ochtend vertrokken we weer uit ons gezellige hoekje en reden door tot Denmark. Niet het land uiteraard, maar een Australisch dorpje, waarschijnlijk vernoemd naar het land. In het Denmark Visitor Center wonnen we nog wat informatie in en zetten daarna koers naar William Bay. Op het daar aanwezige Waterfall Beach zagen we inderdaad een watervalletje op het strand en bij “Elephant Rocks” hadden de rotsen de vorm van olifanten, al had je daar wel wat fantasie voor nodig. De Greens Pool had ook een groenige kleur en zo merk je dat Australiërs erg pragmatisch zijn voor het uitkiezen van hun namen van de highlights. De ochtend in de William Bay was rustig aan, maar een prima invulling van het begin van de dag. In de middag reden we naar de Valley of the Giants, een bos dat bekend staat om zijn enorme Karri bomen. Deze reuzen hebben een doorsnee van soms wel enkele meters en zijn als gevolg van natuurlijke rotting en bosbranden vaak hol van binnen. In de vallei liepen Roos en ik de Ancient Empire Walk langs enkele unieke exemplaren. Roos’ fascinatie voor bomen werd dan ook volledig bevredigd in dit park. Na de vallei haastten we ons richting het dorpje Pemberton. Onze bomenhonger was nog niet gestild vandaag, dus reden we het Gloucester National Park binnen. Behalve dat we hier een kleine wandeling maakten hadden we hier een ander doel: het beklimmen van de Gloucester Tree. Deze reus heeft een hoogte van 53 meter en is via de zijkant voorzien van een helix aan klimstaven. In eerste instantie gaf me het idee om hier omhoog te klimmen een onprettig gevoel, maar omdat Roos als een eekhoorn voor me uit klauterde, moest ik mijn dapperheid bewijzen en bleek het eigenlijk ook best wel mee te vallen. Boven in de boom aangekomen was een uitkijkplatform gebouwd waar je een spectaculair uitzicht over het woud kreeg. In Pemberton vonden we een mooi plekje voor Amy en hadden we ons eigen parkje ter beschikking voor het avondeten. Les van de dag: National Park klinkt heel gewichtig, maar moet je soms met een korreltje zout nemen. In Australië kan dit variëren van een park ter grootte van Nederland met de meest spectaculaire flora en fauna tot een enkele rots. Vandaar dat Australië ook meer dan vijfhonderd National Parks telt.
Maandag 22 januari
Hoewel we al in één Cosy Corner geweest waren, bleek Australië voorzien te zijn van maarliefst twee gezellige hoekjes. De tweede bezochten Roos en ik in de ochtend en bleek een favoriete stek te zijn voor windsurfers. Hoewel vooral golfsurfen een Australisch “ding” is, maakten de windbazen indruk met hun kleine boardjes en staartvinnen waarmee ze uit het water opstegen. Vanaf de zee reden we weer verder via het Boranup Forrest. Dit bos is eveneens voorzien van de machtig grote karri bomen wat het gevoel gaf of je een eeuwigheid door het gangpad van een kathedraal aan het rijden was. Halverwege het bos maakten we een stop om de bomen verder te bewonderen tijdens een wandeling. Na onze scenic drive reden we door tot de stad Margaret River. Dit plaatsje staat bekend om de wijnregio die het omzoomt. We gingen dus op zoek naar een tourtje om de lokale specialiteiten ook te kunnen ervaren. Bij een plattelandscamping vlak buiten het stadje checkten we in met het langste check-in gesprek dat ik ooit heb gehad. Eigenaar Jason nam er de tijd voor en lulde de oren van je kop. Maar dat gaf niet, we hadden tijd en Jason was een aardige kerel. Jason was exemplarisch voor de relaxedheid waarmee Australiërs leven. De Ozzies komen over het algemeen enorm chill over, maar zijn tegelijkertijd wel professioneel en niet lui. Een eigenschap die me wel beviel aan de inwoners van het land. Om aan te sluiten bij deze niet-luiheid zetten Roos en ik een recordafstand neer met een run door de omgeving, door bos en tussen wijngaarden door. Op Jason’s plattelandscamping was een overdaad aan ruimte zodat ook enkele tientallen kangoeroes zich thuisvoelden op het terrein. Het avondeten met een blik op onze springende vriendjes had dan ook niet Australischer kunnen zijn. Les van de dag: de Margaret River dankt zijn naam aan ene meneer Busselton die zijn nichtje wilde paaien door een rivier naar haar te vernoemen, om met haar te kunnen trouwen. (Ok dan?!) Mevrouw Margaret zelf zag dat niet zitten en het plan is nooit doorgegaan.
Dinsdag 23 januari
In de ochtend werden we opgepikt voor ons gastronomisch dagje uit. Of zoals de folder het zelf omschreef: Margies Big Day Out. Samen met twee andere dames, Sally en Dinges-waar-ik-de-naam-van-ben-vergeten (eveneens 34 en 31) werden we met een busje de regio doorgereden om verschillende culinaire plaatsen aan te doen. De eerste stop was om de hoek bij de Margaret River Dairy Company om de lokale kazen te proeven. De kaas was lekker, maar de wijn van het wijnhuis Hay Shed bij de volgende stop natuurlijk beter. Cabernet Sauvignon, Pinot Gris, Chardonnay, Merlot, Shiraz: alle smaken en druiven kwamen in zorgvuldig ingeschonken proefglaasjes aan bod. Hierna volgde een stop bij de Bootleg Brewery om niet alleen een proefserie van de lokale bieren te proberen, maar tevens van de lunch te genieten. Gelukkig voor Roos brouwde de brouwerij ook cider zodat ze ook van de specialiteiten kon genieten. Als geïmproviseerd toetje deden we de Gabriel chocolademakerij aan en genoten van de lokale maaksels, met veel soorten van mijn favorieten: donkere chocolade. Onze “big day” zat er nog lang niet op, dus onze chauffeur Gem zette koers naar de Fermoy Winery. Met grote trots liet de gastvrouw de wijnen proeven die tevens werden geschonken op de bruiloft van prins Frederik van Denemarken en prinses Mary. Het laatste wijnhuis dat we aandeden was de Windance Winery waar we wederom amicaal werden ontvangen met verschillende glaasjes gerijpt druivensap. Als afzakkertje sloten we de dag af bij de Black Brewery Co. waar ik wederom een setje proefglaasjes voor mijn neus kreeg om de Australische gerstenat brouwsels te beoordelen. Samen met Sally en Dinges proostten we op een geslaagde culinaire en alcoholische dag samen. Les van de dag: het nabij gelegen dorpje Cowaramup is wereldrecordhouder voor het bij elkaar brengen van “mensen in een koeienpak”. Cowaramup, what’s in a name.
Woensdag 24 januari
Onze tijd in Australië zat er bijna op. De afstand die we nog moesten overbruggen tot Perth, om Amy weer in te leveren, was een peulenschilletje vergeleken met de afstanden die we al afgelegd hadden, dus we konden vandaag ook rustig aan doen. We stopten aan zee bij de Indidup Natural Spa waar een beschut stuk zee tussen de rotsen als zwembad dienst deed en af en toe gevuld werd door een flinke slaggolf aan vers zeewater. In het dorpje Yallingup bekeken Roos en ik strand wat blijkbaar een favoriete spot was voor Australiërs om hun zomervakantie door te brengen. Wij zijn niet zo’n strandzitters, dus reden we door naar de nabijgelegen Ngilgi Cave. Deze grot was voorzien van stalactieten en -mieten die de meest geweldige natuurlijke versieringen vormden. Vooral de enorme ruimtes van de Main Chamber en het Amphitheather maakten indruk. Na de grot reden we door naar het stadje Busselton (yup, vernoemd naar die creep die met zijn nichtje wilde trouwen) en namen nog een laatste duik in de Indische Oceaan. Na de laatste stranddouche vonden we aan de Forrest Highway een campsite om daar onze laatste nacht in Australië door te brengen. Les van de dag: door het aanleggen van wandelpaden door de Ngilgi Cave is de gemiddelde bezoektijd van gedaald van acht uur naar slechts een uurtje. Roos en ik trokken dat gemiddelde waarschijnlijk wat omhoog omdat wij onze ogen uitkeken.
Donderdag 25 januari
De dag stond vandaag in het teken van afscheid. Afscheid van Australië, waar we twee maanden vertoefd hadden en afscheid van Amy, die ondanks mijn mishandeling zich kranig had gehouden tijdens de ruim zevenduizend kilometer die we hadden afgelegd over de Westkust. Roos en ik maakten nog een stop bij de Thrombolites van Lake Clifton. Net zoals de Stromatolites zijn dit versteende hompen bacteriën die in ondiep water staan en een heel bijzondere aanblik geven. We reden door richting Perth, waar het verkeer streeds drukker begon te worden. Waarschijnlijk vanwege Australië’s nationale dag, “Australia Day”, die de volgende dag gevierd zou worden. Traag en met veel stilstaan reden we richting de camperverhuur, maar gelukkig hadden we tijd. Amy kreeg nog snel een korte schrobbeurt en ook de ducktape verwijderde ik maar om met open vizier bij de camperverhuur aan te kunnen komen. Als een bandage stripte de tape van de wagen, maar helaas waren de wonden niet geheeld. De ontmoeting met de ijzeren balk zou een prijzig nasmaakje krijgen. Met een Uber reden we naar het vliegveld waar we onze tijd een beetje moesten doden tot onze vlucht pas tegen elf in de avond zou vertrekken. Verbazend hoe snel de tijd dan toch kan gaan. Ons vliegtuig steeg op om een tussenstop te maken in Brisbane, aan de andere kant van het land. Om middernacht verraste Roos mij door stiekem champagne en een versnapering te hebben geregeld bij het vliegtuigpersoneel. Want het was niet alleen Australia day, het was ook mijn verjaardag! Ondanks dat ik mijn geboortedag vooral reizend door zou brengen was dit het beste begin van mijn bestaan als een 35 jarige (!) en de mooiste afsluiting van Australië die ik me had kunnen wensen. Les van de dag: autowasserettes in Australië hebben bijna altijd de dubbelfunctie: “Dog and carwash”. Gelukkig voor de hond worden hier wel andere borstels en sproeiers voor gebruikt.
Overnachtingen:
- Paul & Giv’s Place, Perth
- Cliff Head Campsite, Dongara
- Hepburn Street Rest Area, Mount Magnet
- Dales Campground, Karijini National Park
- Karijini Eco Retreat, Karijini National Park
- Exmouth Cape Holiday Park, Exmouth
- Kurrajong Campsite, Cape Range National Park
- Bayview campsite, Coral Bay
- Edaggee Rest Area, Carnarvon
- Galena Bridge Rest Area, Murchison River
- City Rest Area, Geraldton
- Solomon Street Parking, Fremantle
- Fremantle Beach Backpackers Hostel, Fremantle
- Kwolyin Rest Area, Kwolyin
- Munglinup Rest Area, Munglinup (2x)
- Condingup Recreation Ground, Condingup
- Cosy Corner Camping, Albany
- Pemberton Park, Pemberton
- Glenbrook Campsite, Margaret River
- Forrest Highway Rest Area, Mandurah
- Rij 12, gate 14, Brisbane Airport
Afstanden:
- Road trip: Perth – Perth: 7098 km
- Perth – Brisbane: 3606 km
Subtotaal: 10704 km
Totaal: 102780 km