- Australië: deel 1
- Australië: deel 2
- Australië: deel 3
Whitsundays, Cape Tribulation, Cairns, Alice Springs, Uluru
Vrijdag 15 december
Roos en ik ontwaakten op het parkeerplaatsje in Airlie Beach waar we de vorige avond ons campertje Johnny hadden neergezet. Tijdens ons ontbijt aan ons campingtafetje werden we door een buurtbewoner gewaarschuwd dat het niet de bedoeling was dat we hier ook zouden overnachten. “No of course not”, bevestigden we hem. We hadden nog een klein beetje tijd over voordat onze tour zou beginnen dus de rest van de ochtend slenterden we een beetje door het nogal toeristische Airlie Beach. In de middag begaven we ons richting de Abell Point haven om daar te beginnen aan ons avontuur voor de komende dagen: een driedaagse zeiltocht over de Whitsundays. De Whitsundays zijn een groep eilanden ten Noordwesten van Australië en staan bekend om hun paradijselijke bounty-uitstraling. De boot waarop we deze tocht zouden afleggen was de “Britisch Defender”: een race-jacht die volgens het foldertje zijn sporen verdiend had tijdens een Whitbread Round The World race. Met minimale bepakking en vol goede moed stapten Roos en ik aan boord samen met 26 andere dekzwabbers en vier bemanningsleden. Als eerste kregen we een bed toegewezen wat, ondanks dat het een luxe jacht was, niet veel meer was dan een nis met een stapelbed. Maar dat gaf niets, we kwamen hier immers niet om te slapen, maar om de Whitsundays te zien en om te zeilen. Dat laatste werd na het verlaten van de haven meteen in gang gezet. Kapitein Benny hees de zeilen (althans, dat liet hij ons doen) en zette koers op het ruime sop. De British Defender liet meteen haar eerste kunstjes zien en hing aardig schuin over het water. Nadat we een flink stuk gezeild hadden, werden de zeilen weer gestreken en was het tijd om te zwemmen. Omdat het seizoen was geopend voor de dodelijk giftige box jellyfish moesten we hiervoor helaas allemaal wel een onwijs modieus “stinger suit” aan. Een wetsuit die je geheel bedekte; op het hoofd, voeten en handen na, blijkbaar zouden de jellyfishes daar niet van houden. In de avond ging de boot voor anker, hingen we wat rond en speelden kaartspelletjes met twee onverstaanbare Birminghammers. Onder het lichte geschommel vielen we in slaap in onze kooi. Les van de dag: met een beetje wilskracht kan een stingersuit ook je handen en voeten bedekken. Roos nam het zekere voor het onzekere en knoopte alle mouwen en broekspijpen van haar stingersuit dicht.
Zaterdag 16 december
Matroos Charlie wekte ons vroeg in de ochtend voor het ontbijt. Daarna kon iedereen weer fris en fruitig plaatsnemen op het bovendek voor een kort tochtje naar het grootste eiland van het gebied: Whitsunday Island. Bij dit eiland gooide we het anker uit en met een klein rubberbootje arriveerden we in groepjes op het strand. Een klein wandelingetje bracht ons bij een uitzichtpunt over de Hill Inlet: een gebied met zandbanken waar een rivier de zee instroomt. Helaas was het hoogtij waardoor de zandbanken met hun typische bochtenstructuur niet zo goed zichtbaar waren, tot grote teleurstelling van Roos met haar fotografie-skills. Vervolgens was er nog tijd om te ontspannen bij het nabijgelegen Whitehaven Beach. Dit strand bestaat uit uitzonderlijk wit silica zand. De waarschuwing dat dit zand dan ook extra snel voor verbranding zou zorgen namen we met een flinke laag zonnecrème serieus, al zou later blijken dat dit nog steeds niet voldoende was. Op Whitehaven Beach zagen we stingrays en kleine haaien door de ondiepe stukken zee zwemmen. Het geheel had een tropisch, bijna onwerkelijk mooie aanblik. Na het bezoek aan het strand werden de zeilen weer gehesen en vervolgde de tour over de Whitsundays. Bij een rif in de buurt van Cook Island gingen de stinger-suits weer aan, de snorkels op en zwommen we rondjes over het koraal van de Whitsundays, wat eigenlijk ook al het zuidelijk deel van het Great Barrier Reef vormt. Hoogtepunt van de snorkel waren twee schildpadden die als zich als onderwater-astronauten met lome bewegingen voortbewogen. Onder het genot van een drankje keken we naar de ondergaande zon vanaf een eilandje waarna de kok Charlotte zorgde voor een goede maaltijd. In de avond hingen we wat rond op het dek en speelden spelletjes met andere bootgenoten, die een stuk jonger waren, maar gelukkig geen generatiekloof hoefden te overbruggen. Voordat we gingen slapen bewonderden we de haaitjes die langs de boot zwommen. Les van de dag: de haaitjes om de boot waren het gevolg van een natuurlijke kettingreactie: ze kwamen af op de verzamelde vissen, die weer werden aangetrokken door duizenden mugjes, die op hun beurt weer werden gelokt door een bootlamp die laag over het water scheen.
Zondag 17 december
Op zee was er geen tijd om uit te slapen, dus vlak nadat de zon op was wekte de crew ons voor het ontbijt. Het was de laatste dag van de tour over de Whitsundays, dus de tijd werd goed benut. Op een nieuwe spot snorkelden we weer, al was hier minder moois te zien dan de dag ervoor. De British Defender maakte zijn reputatie als snelle zeiljacht nog één keer waar, waarna we weer aankwamen in de haven van Airlie Beach. Roos en ik maakten van de gelegenheid gebruik om ons weer te voorzien van boodschappen zodat we daarna weer op pad konden. In de middag maakten we nog behoorlijk wat kilometers met Johnny waarna we aankamen bij een mooie campsite. Blijkbaar had deze plek wel aantrekkingkracht op vreemde mensen, want de overige campers bestond uit een vrouwtje dat een enorm goed gesprek leek te hebben (met zichzelf), drie aziaten die het concept van kampvuur niet leken te snappen (rook all over the place), familie flodder (ontbijtbarbecue, compleet met Toet en Henkie duo) en een baardhippie die het allemaal wel mooi vond zo. Of wij in dit illustere gezelschap pasten lieten Roos en ik over ter beoordeling aan de andere bezoekers. We kookten ons maaltje en gingen de nacht in, die steeds warmer werd naarmate we noordelijker kwamen. Les van de dag: na de zoveelste keer een hele smalle spoorlijn gekruisd te hebben kwam ik tot de conclusie dat deze kleine spoortjes niet gebruikt worden door de lokale lilliputer-express, maar dat deze dienen voor het transport van de oogst van suikerriet dat in absurd grote hoeveelheden wordt verbouwd in het noorden van de Oostkust.
Maandag 18 december
De zon begon een steeds grotere rol te spelen in ons kampeerritme. Omdat de koperen ploert rond zeven uur in de avond al onder ging, was het zinvol om zoveel mogelijk gebruik te maken van het zonlicht. Hoewel Roos en ik van nature geen ochtendmensen zijn, stonden we nu toch vaak al vroeg op. Vandaag met extra reden om de hitte voor te kunnen zijn, zodat er in de ochtend nog mogelijkheid was voor een stukje hardlopen. Vanaf de campsite renden we tot aan de oceaan en maakten daar weer rechtsomkeer. Daarna reden we naar het naturgebied Atherthon Tablelands. Hier merkten we hoe verwend we de afgelopen tijd waren met natuurschoon. De Crawford Lookout vonden we eigenlijk niets speciaals en de Millaa Millaa watervallen “best geinig”. Hoewel er busladingen bezoekers afkwamen op de Dinner Watervallen en het vulkanisch gevormde gat gevuld met water “The Crater”, beoordeelden we dit als “wel ok”. Het grotere kratermeer Lake Eacham namen we ter kennisgeving aan, al maakten de aanwezige waarschuwingsborden voor krokodillen meer indruk. De Curtain Fig Tree, met zijn honderden uitlopende wortels die als een houten gordijn de gastheerboom afdekt, was iets waar vooral Roos wel van onder de indruk was. Het echte spektakel begon eigenlijk pas in de avond, toen we langs de Peterson Creek een nieuwe poging deden om één van de meest vreemdste dieren ter wereld te zoeken: de platypus, ofwel het vogelbekdier. Als eerste raakten we al heel opgewonden van een rimpeling in het water, maar toen we verderop gingen kijken zagen we de beestjes dan toch in volle glorie. De typisch gevormde beestjes popten af en toe omhoog om lucht te happen om vervolgens weer onder te duiken, een bellenspoor achterlatend. Tevreden omdat we dit bijzondere beestje toch gevonden hadden reden Roos en ik naar een nabijgelegen campsite. Les van de dag: platypussen zijn het bewijs dat God tijdens de schepping benieuwd was wat er zou gebeuren als je willekeurige stukjes DNA door elkaar zou husselen.
Dinsdag 19 december
Nadat we in de ochtend nog boodschappen hadden gedaan in het dorpje Atherton vervolgden Roos en ik onze weg richting het noorden. We hadden inmiddels al een flink stuk van de Oostkust afgelegd en waren op weg naar het laatste stukje van de kust wat nog met een normaal tweewielaangedreven voertuig begaanbaar is. Johnny had ons tot dusver prima verder gebracht, ondanks een nukkige versnellingspook en een moter-indicatielampje wat af en toe om aandacht vroeg. Zonder reden overigens, zo begrepen we van andere backpackers. Deze hadden met een broertje van Johnny hetzelfde kwaaltje, maar al wel bij de verhuurder geïnformeerd hierover. We kwamen aan in Daintree Village en keken of we mogelijk nog rivierkrokodillen konden spotten. De locals gaven ons vanwege de hoge temperatuur niet zo veel kans. Daarom reden we door, het Daintree National Park in. Hiervoor moest eerst de Daintree River overgestoken worden met een ouderwets kabelpondje. Eenmaal aan de andere kant veranderde de weg in een bochtig en heuvelachtige route door dicht regenwoud. We reden tot Cape Tribulation waar we een klein wandelingetje maakten tot aan Myall Beach. Omdat er in Daintree geen free campsites zijn en wildkamperen ook geen optie is, reserveerden we een campsite op een plaats van het National Park zelf. Gezien het gebrek aan mobiel internet of überhaupt mobiel bereik, maakte ik voor het eerst sinds 1994 weer eens gebruik van een telefooncel. In het Daintree park word je constant gewaarschuwd voor de lokale bewoners: krokodillen (die zowel in de riviertjes als in de zee te vinden zijn), dodelijke stingers en cassowaries. De laatste is een struisvogelachtige die in het park voorkomt en daarmee ook één van de kroonjuwelen van het park is. Roos en ik zochten ons rot, maar konden de reuzevogel met de kleurige kop nergens vinden. Wel kruisten ons pad zich met een groepje wallabees. In de avond kwamen we aan bij onze campsite, wat behoorlijk spartaans en nog donkerder was. Les van de dag: je weet dat het serieus begint te worden met zoutwaterkrokodillen als zelfs de campsite-app er een eigen waarschuwingsicoontje voor heeft.
Woensdag 20 december
Na ontbijt op de uiterst basic campsite pakten we ons campertje om vanaf daar weer langzaamaan langs de kust af te zakken. We bewandelden twee wandelpaden door het regenwoud over houten flonders, boardwalks; de Marrja Botanical Walk en de Jindalba Walk. Op de laatste wandeling zagen we eindelijk waar we al een tijdje naar op zoek waren: een cassowary. De flinke vogel had zich een beetje in de bosjes verscholen, maar het was het exemplaar waar we naar op zoek waren. Na de nodige kiekjes reden we voorbij Cape Kimberly en namen het veerpondje weer terug richting de bewoonde wereld. Al is dat in Australië vrij relatief aangezien het grootste gedeelte van het land bestaat uit vlaktes waar qua beschaving eigenlijk niets te vinden is. We arriveerden bij de Mossman Gorge; een kloof populair bij toeristen. De meesten nemen een pendelbusje vanuit het bezoekerscentrum er naartoe, maar aangezien Roos en ik niet lui en wel goedkoop zijn, wandelden we de twee kilometer. De overige kilometers van die dag besteedden we in de kloof zelf. Tijdens de terugwandeling naar het bezoekerscentrum vingen we een glimp op van een Aboriginalsdorp, waarvan werd gevraagd het gebied niet te betreden. Ik besefte me dat dit eigenlijk één van de eerste keren was dat ik daadwerkelijk iets van de originele inwoners van Australië te zien kreeg. Hierna arriveerden we in Port Douglas, bekeken de Four Mile beach en wisten met minimale middelen een paella in elkaar te draaien. Het was al donker toen we onderweg gingen naar onze slaapplaats van die nacht. Dat was ook de reden waarom we de afrit drie keer passeerden voordat we hem daadwerkelijk gevonden hadden. Eenmaal op de campsite sloten we de avond af bij een kampvuurtje op het strand samen met twee backpackende Tsjechen en vakantie vierende Cairnsenaren. Het is wonderbaarlijk hoeveel je op één dag kunt doen in dit land. Veel attracties zijn opgezet als park-look-and-go locaties waardoor je heel veel in een dag kunt zien. Aan de ene kant handig, aan de andere kant mis ik hierdoor wel het gevoel van een intense plek die je hele dag (of dagen) inneemt, je aandacht vergt en waar je veel energie insteekt. Les van de dag: Google heeft Street View, waarbij er om elke tien meter 360 graden afbeeldingen zijn gemaakt van de omgeving, wij hebben Roos’ Jungle View.
Donderdag 21 december
In de ochtend reden we verder zuidelijk richting Palm Cove. Dit kustplaatsje was duidelijk bedoeld voor de jetset van Australië gezien de hoeveelheid luxe appartementen en dure restaurants. Roos en ik bewonderden het palmstrand, gingen nog even succesloos op zoek naar krokodillen in de river en reden daarna weer door naar onze eindbestemming van de Oostkust: de stad Cairns. In mijn gedachten was dit een behoorlijk grote stad die in het rijtje Melbourne, Sydney, Brisbane, Goldcoast thuishoort, maar in werkelijkheid is de stad nog een stuk kleiner dan Eindhoven. Wat meteen opviel was het aantal Aboriginal inwoners van de stad. Helaas was niet zozeer de hoeveelheid van de originele inwoners, maar de situatie waarin de meesten verkeerden het meest opvallend. Het was treurig om te zien dat de onverzorgde zwerveruitstraling te kennen gaf dat zij zeker niet meedoen met de levensstijl van de meeste Australiërs. Roos en ik gingen in de stad een paar boekingskantoortjes af om een duiktrip te boeken. De overige tijd wilden we besteden in een winkelcentrum met wifi om daar de volgende bestemming binnen Australië uit te werken. Helaas gaf ook hier de beveiliging te kennen hier niet van gediend te zijn en voelden we ons noodgedwongen om te verplaatsen naar onze rots in de branding van wifi-luwe plaatsen: de McDonalds. Ook hier was het personeel totaal onverschillig over het feit dat we enkel van de faciliteiten gebruik maakten en geen bestelling plaatsten. We parkeerden Johnny voor de laatste nacht in een random straat van Cairns en brachten daar de nacht door. Les van de dag: Australiërs zijn niet bang voor kleur. Zelfs de grootste hillbilly deinst er niet voor terug om in een kermitgroene pickup of smurfblauwe mustang rond te rijden.
Vrijdag 22 december
Aangezien de random straat van de afgelopen nacht bijzonder weinig sfeer had, reden Roos en ik in de ochtend naar de Esplanade, de boulevard, van Cairns. Daar genoten we van een ontbijtje terwijl de zon steeds hoger boven de oceaan uitstak. Voordat we Johnny definief vaarwel zouden zeggen kreeg hij eerst nog een schrobbeurt van ons waarna we hem weer bij de verhuurder inleverden. De komende dagen zouden we in Cairns besteden in een hostel. Onderweg naar het hostel passeerden we bomen die volzaten met enorme vleermuizen, of eigenlijk genaamd Flying Foxes aangezien de beesten inderdaad qua formaat de naam van een muis niet waardig waren. Het hostel waar we zaten was ok, maar niets speciaals. Bijzonder veel hostelgenoten waren Aziaten die werkzaam waren in de toeristenindustrie voor vakantievierende Aziaten, die in grote getale aanwezig waren in Cairns. Les van de dag: later zou blijken dat de vleermuizen niet alleen enorm groot zijn, maar ook enorm irritant. Wandelend onder een boom besloot een vleermuis mijn shirt onder te poepen. Ieuw.
Zaterdag 23 december
In de ochtend meldden Roos en ik ons bij de bootterminal van Cairns. We checkten in voor de Silver Swift boot om die dag een duiktour te gaan doen op het Great Barrier Reef. Dit rif heeft een bijzonder goede reputatie vanwege de huisvesting van één van de grootste en beste koraalriffen ter wereld. Onze bestemming van die dag was het Flynn Reef die een onderdeel was van het Outer Reef gebied. Op de boot was alles weer perfect geregeld. De vertrektijd was stipt, de veiligheidsuitleg duidelijk, de duikinstructies perfect en het welkomstdrankje en -hapje precies zoals in de folder. Hoewel de perfectie eigenlijk best past bij een neurotisch efficiëntiemonster als mijzelf, merkte ik dat het me soms te perfect, te steriel overkwam. Op één of andere manier ben ik de chaos van Azië en de nonchalance van Zuid Amerika wel gaan waarderen. Na een uurtje varen waren we aangekomen op onze eerste duikspot. Gelukkig was ik de basics van de PADI cursus van zo’n zes maanden eerder nog niet vergeten en kon dus zonder al te veel moeite de duikuitrusting aantrekken en mezelf duikklaar maken. De eerste duik was prachtig helder en gaf een wonderbaarlijk beeld van al het aanwezige koraal. Duizenden visjes in nog meer verschillende kleuren kwamen voorbij en ik genoot om weer deel te kunnen zijn van de onderwaterwereld. Ook voor Roos voelde het ontspannen en vertrouwd om onder water rond te zweven. Na de eerste duik volgde een (uiteraard perfect geregelde) lunch aan boord en daarna nog twee duiken op andere spots. Ook deze duiken waren erg mooi om mee te maken al was het een kleine teleurstelling om geen specialiteiten zoals haaien, schildpadden of walvissen te hebben gezien. De conclusie van Roos en mij was dan ook dat het Great Barrier Reef wel prachtig was, maar tegelijkertijd misschien ook behoorlijk gehyped als we dit vergeleken met andere duik- en snorkelspots die we hadden gezien. Laat op de middag zette de Silver Swift ons weer aan vaste wal en zat ons duikavontuur er weer op. In de avond kochten we een flesje wijn waarmee we op de Esplande proostten op een succesvolle dag. Les van de dag: op zoek naar een originele manier om je nichtje te feliciteren vanaf de andere kant van de wereld? Vraag een willekeurige straatmuzikant of hij een liedje voor haar wil zingen.
Zondag 24 december
In de ochtend was het weer eens tijd een stuk te gaan hardlopen en hier was de Esplanade van Cairns prima voor geschikt. We renden langs de kust af en eindigden met een duik in de Laguna: een openbaar zwembad aan de zee nabij de jachthaven. De rest van de dag besteedden we vooral aan praktische zaken zoals de was en digitale communicatie. Dat laatste werd helaas bruut verstoord toen mijn laptop plotseling geen zin meer had om op te starten. Welke instelling ik ook probeerde, het beestje weigerde nog om verder te komen dan een storingsscherm. Ik begon een beetje het gevoel te krijgen dat alles met een chip erin er bij mij de brui aan gaf. Na veel te veel tijd te hebben gestoken in dit probleem moest ik het opgeven en stelde de conclusie dat ik dit wellicht enkel zou kunnen oplossen met hulp van een andere computer en nog veel meer tijd. Ik liet het computerprobleem dus voor wat het was. Omdat het kerstavond was gingen Roos en ik uiteten bij een hip tentje in de buurt. Toch bleef het vreemd voelen om in de kerstsferen te zitten terwijl overdag het kwik ruim over de dertig graden ging. Les van de dag: matrasbodems hebben een uitstekende dubbelfunctie als wasrek.
Maandag 25 december
Een praatgrage Zwitser bracht ons met zijn Ubertaxi in de vroege ochtend naar het vliegveld van Cairns. Daar checkten we in voor onze vlucht naar Alice Springs, waar we na ruim twee uur vliegen arriveerden. Alice Springs is een stadje dat in het midden van Australië ligt: het Red Centre. Deze naam heeft de omgeving te danken aan het feit dat alle zand en gesteente een typisch dieprode kleur heeft. Behalve rood, was het in Alice Springs warm, of beter gezegd heet: de temperatuur liep tot boven de veertig graden. Roos en ik checkten in bij ons hostel waar we bij wijze van kerstcadeau werden geüpgrade naar een tweepersoonshuisje in de tuin. Omdat we vandaag verder geen plannen hadden en het hostel prima uitgerust was met mogelijkheden voor ontspanning gingen we die dag niet meer op pad. We namen een duik in het zwembad, speelden een potje schaak en hingen wat rond met andere hostelgenoten. In de avond hadden de eigenaren van het hostel, Miriam en Seb, een barbecue georganiseerd voor alle aanwezigen. Op die manier hadden we toch nog het gevoel van een soort van kerstdiner met gezellige mensen om ons heen. Dat werd versterkt door het afspelen van Home Alone op een beamer in de tuin. Nadat Roos en ik nog de kerstwensen via een videobelletje naar (schoon)familie hadden overgebracht gingen we laat naar bed. Les van de dag: bij het schaken hebben we een nieuws stuk geïntroduceerd. Naast het paard hebben we nu ook de kat. De stappen die het stuk mag zetten zijn even willekeurig als de stemming van het beest zelf.
Dinsdag 26 december
Om zes in de ochtend werden we bij het hostel opgepikt voor onze Red Centre tour. Als eerste volgde nog een kerstcadeautje aangezien onze reis was geüpgrade van “budget” naar “classic”. Roos en ik wisten niet of we eigenlijk wel blij moesten zijn met een upgrade aangezien onze mindset stond op drie dagen afzien. Tourguide Elise bestuurde de off-road truck en reed met een groepje van zestien reizigers naar onze bestemming. Aangezien Australië uitgestrekt is, en het midden van het land dat alleen maar onderstreept, moest hiervoor wel zo’n 500 kilometer worden afgelegd. De afstand werd een aantal keer onderbroken door een stop bij een ranch of road house. Halverwege de middag kwamen we aan bij datgene wat typerend is voor het Red Centre, maar eigenlijk voor heel Australië: de rots Uluru, ook wel bekend als Ayers Rock. De enorme monoliet is een must-see voor toeristen en tegelijkertijd een heilige plek voor de Aboriginals. Vooraf dacht ik dat ik de aanblik van de rots wellicht overrated zou vinden, maar om hem daadwerkelijk te zien was toch wel stoer. Na een blik vanaf een viewpoint bekeken we Uluru ook van dichtbij en maakten een aantal wandelingen langs de basis waarbij we verschillende grotten en de Mutitjulu waterhole zagen. Het beklimmen van de rots wordt als onrespectvol tegenover Aboriginals gezien en hebben we dus achterwege gelaten, al zag ik de uitdaging ervan wel zitten. Bij het neergaan van zon bezochten we een plek uit met een mooi uitzicht op de rots en proostten op een succesvolle start van de tour door het Red Centre. In het donker arriveerden we bij onze campsite waar we als slaapplek een “tent” hadden, maar gezien het formaat en de luxe ook de benaming “huisje” had kunnen hebben. Roos en ik genoten toch wel van de upgrade door de aanwezigheid van een echt bed, al was de rest van de groep duidelijk meer luxe gewend: “ik dacht eigenlijk dat er airco zou zijn”. Les van de dag: leeftijd is slechts een nummer. Dat geldt gelukkig voor ouder wordende mensen als mijzelf, maar evengoed voor Elise die met slechts 24 lentes op de teller met zeer veel professionaliteit en inzet de tour gidste.
Woensdag 27 december
Iets voor half vijf gebruikte Elise een speakertje met wake-up-music als haar methode om ons wakker te krijgen. Met de slaap nog in de ogen nuttigden we snel een ontbijtje en reden naar een uitkijkpunt om daar de zon op te zien komen. Een oranje ochtendgloed werd over Uluru uitgestrooid. Hierna vervolgden we onze tour naar Kata Tjuta, ook wel bekend als The Olgas: een serie van gigantische rotsen niet heel ver van Uluru vandaan. Elise gaf aan dat we de reistijd nog konden gebruiken om wat te slapen, al was dat met een non-stop negen op de schaal van Richter hobbelende truck vrijwel onmogelijk. Aangekomen bij de formaties van Kata Tjuta maakten we een wandeling over de stenen en door de valleien. De tocht was totaal niet zwaar, al doet de aanwezige bewegwijzering dat wel zo lijken. Zoals het in Australië hoort bestond de lunch uit een uitgebreide barbecue. Daarna reed de truck een flink stuk door naar de Kings Creek Campsite. Onderweg maakten we nog een stop om hout te sprokkelen voor een kampvuur in de avond. De pyromaan in mij is nooit verloren gegaan want uiteraard stelde ik me als vrijwilliger op om deze te beheren. We gebruikten het kampvuur om brood te bakken in een Dutch Oven (al wist deze Dutchie niet van het bestaan van dit concept) en later in de avond voor een gezellig samenzijn met de groep (voor de warmte was het kampvuur niet nodig). Les van de dag: een barbie heeft in Australië niets te maken met het ideaalbeeld speelgoedpopje van de firma Mattel, maar is gewoon een afkorting voor barbecue.
Donderdag 28 december
Elise’s speakertje wekte ons vandaag al om vier uur. Na een ontbijtje reden we door naar Kings Canyon: een prachtig ravijn met veel typisch gevormde rotsen en kliffen. We maakten een wandeling van zo’n zes kilometer over en door het ravijn. Toeristisch hoogtepunt, maar geologisch dieptepunt, was de Garden of Even: een diep deel van de ravijn waar de rivier gezorgd had voor een floraal spektakel. Eenmaal bovenaan het ravijn kon zelfs een buitje de dag niet bederven: Kings Canyon was prachtig en zeker één van de hoogtepunten van Australië. De geur van de aanwezige eucalyptusbomen, gecombineerd met de warmte en vochtigheid gaf een soort sauna-ervaring. Vanuit Kings Canyon reden we met de truck over een flink stuk dirt road genaamd de Mereenie Loop richting de omgeving van Glen Helen. Dit gebied is bekend vanwege de Glen Helen Gorge waar we ook nog even een kijkje gingen nemen. Omdat Roos en ik de drie-daagse tour hadden geboek en de groep ook bestond uit vier-daagse deelnemers werden we in de middag opgepikt door een medewerker in een terreinwagen die ons de laatste honderdvijftig kilometer weer terug zou rijden richting ons hostel in Alice Springs. In het dorpje zelf deden we nog boodschappen voor het avondeten en kwamen ook hier tot de treurige conclusie dat de aanwezige Aboriginals in een erbarmelijke staat leefden. Terug op het chille hostel genoten we van de sfeer, het zwembad en een wijntje om de red centre tour af te sluiten. Les van de dag: vijftig kilometer Mereenie Loop is niet alleen een shortcut om sneller bij Glen Helen te komen, het geeft tevens een gratis busstoelmassage van een uur.
Vrijdag 29 december
Vandaag zouden ons weer een flink stuk verplaatsen binnen Australië. Na de Oostkust en het midden van het land, was nu de tijd aangebroken voor de Westkust. Een stuk wat veel toeristen en vooral backpackers letterlijk en figuurlijk links laten liggen, maar wat voor ons genoeg te bieden zou moeten hebben. Vanuit Alice Springs vlogen we in een uurtje of drie richting de stad Perth, de grootste en belangrijkste stad aan de Westkust. In Perth hadden we afgesproken met Paul, een vriend die we ontmoet hadden tijdens een reis in Namibië in 2015. Paul pikte ons keurig op van het vliegveld en het was ontzettend leuk om elkaar na die lange tijd weer te zien. Omdat Perth een behoorlijk uitgestrekte stad is en Paul op een flink eind van het vliegveld woonde, was er tijdens de rit al veel bij te praten. Eenmaal bij Paul thuis aangekomen ontmoetten we voor het eerst ook zijn vriendin Giverny. Omdat Paul en zij behoorlijk verschillende werkschema’s hebben, gaan ze vaak apart van elkaar op vakantie. Zo ook vandaag, want Giverny was haar tas aan het pakken voor een reis door… Namibië. Juist, ze ging deels dezelfde reis maken als waarin wij Paul ontmoet hadden. Paul woonde in de wijk Mosman Park, dichtbij het strand. Zijn hippe, stijlvolle en keurig appartement lag op de begane grond in een kleinschalig appartementencomplex wat zelfs voorzien was van een eigen zwembad. Roos en ik kregen de logeerkamer met beschikking over waarschijnlijk het beste bed dat we tijdens de gehele reis hebben gehad. We gingen gezamelijk in de late middag naar de het strand van Cottlesloe om daar eerst een duik in de oceaan te nemen en vervolgens van een ter plekke bereid diner te genieten. In de vroege avond bracht Paul Giverny naar het vliegveld en hadden Roos en ik wat tijd voor onszelf. Deze tijd probeerde ik te benutten door mijn volledig vastgelopen PC te reanimeren, echter mislukte dit volledig en zou ik ingrijpendere middelen nodig hebben voor deze reparatie. Toen Paul terug was dronken we nog een drankje en praatten verder over al onze avonturen sinds Namibië. Les van de dag: Australië heeft nog genoeg lijntjes met Nederland. Om ons thuis te laten voelen kocht Paul bij de “Nederlandse Winkel” in Perth stroopwafels, drop, speculaasjes en zijn persoonlijke favoriet: kroketten.
Overnachtingen:
- British Defender, Whitsundays Islands
- Kairi Lions Park, Kairi
- Noah’s Beach Rest Area, Cape Tribulation
- Wangetti Beach Rest Area, Palm Cove
- Severin Street, Cairns
- Caravella Central Hostel, Cairns
- Alice Secret Hostel, Alice Springs (2x)
- Ayers Rock Resort Campsite, Yulara
- Kings Creek Station, Kings Creek
Afstanden:
- Road trip: Airlie Beach – Cairns: 1121 km
- Cairns – Alice Springs: 1451 km
- Alice Springs – Uluru – Kings Canyon – Glen Helen – Alice Springs: 1108 km
- Alice Springs – Perth: 1993 km
Subtotaal: 5673 km
Totaal: 92076 km