Bali, Gili, Lombok, Komodo & Flores
Zondag 25 juni
We waren aangekomen op Bali: het tropische eiland wat populair is bij backpackers en vele andere toeristen. Omdat we de vorige nachten weinig slaap, maar veel vulkanen en zonsopgangen hadden gehad, sliepen we lekker uit. We waren beland in Changgu, een kustdorpje in het zuidwesten van het eiland. Onze accommodatie was een typische homestay. De eigenaar en zijn familie hingen de hele dag een beetje rond op de patio van hun huis en wij verbleven in een van de vier kamers die ze erbij gebouwd hadden. Changgu is beroemd als surfspot. Velen liepen dan ook met een surfboard onder de arm en scooters zijn vaak voorzien van een ‘surfboardrek’. Zoals het surfers betaamd, heerste er dan ook een laid back sfeer in het dorpje. Roos en ik gingen op verkenningstocht uit en namen een kijkje aan het strand van Echo Beach. Onder het genot van een verse kokosnoot (vanaf toen ons favo drankje op de Indonesische eilanden) bewonderden we de skills van de surfdudes en -dudettes. In de avond aten we heel hip, glutenvrij, vega, hipster, lowcarb, eko, organisch bij restaurant Betelnut. Hierna bezochten we de lokale hotspot Deus, waar we een drankje deden en waar we het koppel van-wie-we-stom-genoeg-nog-steeds-de-namen-niet-weten van onze Bromo tour weer tegenkwamen. Les van vandaag: het meenemen van een rol duct tape heeft nu al zijn dienst bewezen. Dit keer om de douchekop tegen de muur vast te tapen bij gebrek aan douchekophouder.
Maandag 26 juni
Omdat Bali te groot is om per fiets te verkennen en te onhandig is om steeds per lokale bus of taxi te bereizen, huurden Roos en ik een scooter. Ik voelde meteen weer de vrijheid van dit voertuig zoals ik 18 jaar geleden ook ervaarde. Het gevoel van de wind in je gezicht op Bali is dan ook heerlijk. (Ik zou later nog een keer 18 jaar terug in de tijd gaan…) Met onze Honda Vario Techno (geen Wallaroo) reden we richting Uluwatu, het zuidelijkste deel van Bali. Na een heerlijke lunch aan de mooie Padang Padang beach bezochten we de Uluwatu Temple, die op een klif voor de kust ligt. Indrukwekkender vond ik echter nog de echte pro-surfers op de Uluwatu Blue Point Beach die National Geographic achtige stunts uithaalden op hun boards. Vanuit Uluwatu reden we weer noordwaarts richting Changgu. Hierbij passeerden we Kuta, ook wel het “Lloret de Mar van Bali” genoemd. Hoewel Kuta druk en toeristisch was, leek het gehalte dronken Engelse/Australische testosteronbommen wel mee te vallen. Toch was ik blijer met de keuze voor ons surfdorpje. Op het strand werd ik door een propper aangesproken, wat ik maar als een compliment voor mijn leeftijd opvatte. De drukte in Kuta zorgde ervoor dat het verkeer tergend langzaam vooruit kwam. Met ons scootertje reden we overal makkelijk doorheen. Na Kuta reden we langs het surfdorpje Seminyak en vervolgden onze weg terug naar Changgu. We stopten bij een restaurant die ongetwijfeld de beste sushi van Bali serveerden en kwamen laat in de avond weer bij onze homestay aan. Les van vandaag: de belangrijkste godsdienst op Bali is (in tegenstelling tot de rest van Indonesië) het Hindoeïsme. Dat merk je vooral als je weer eens per ongeluk op een offerbakje op straat stapt. (#oeps)
Dinsdag 27 juni
Omdat we de scooter voor 24 uur gehuurd hadden, zagen Roos en ik noodzaak om deze dan ook echt nog een keer te gaan gebruiken. (De Nederlandse mentaliteit: daar hebben we toch voor betaald!) Dit keer reden we noordwaarts het eiland op, richting Tanah Lot. Hier staat een tempel die bij eb begaanbaar is en bij vloed omgeven is door de zee. Maar eigenlijk is een bestemming op Bali helemaal niet nodig, gewoon een beetje rondcruisen is voor de ochtend al leuk genoeg. Omdat het surfen zo hip was, vonden Roos en ik dat we ook maar eens op een board moesten gaan staan. Omdat we niet heel veel dagen in Changgu hadden, en we ervan op de hoogte waren dat surfen best wel moeilijk is, vonden we het niet de moeite om voor een dag lessen te nemen. (Het bekijken van een paar Youtube videos over surfen voor beginners is vast wel voldoende toch?) Dus we huurden op eigen houtje een board en trokken als ware surfers de zee in. Na twee uur succesloos aangekloot te hebben in de zee, concludeerden we dat dit niet echt iets voor ons is. Een beetje meedrijven met een golf was het maximale wat er eruit konden halen, staan op een board was duidelijk nog een brug te ver. In de avond gingen we eten bij de lokale Warung Bu Mi. Terwijl we in de rij stonden voor onze maaltijd klonk er vanaf de weg opeens een harde klap. Een local was samen met zijn vriendin onderuit gegaan op zijn scooter en tegen een paal gebotst. We voelden we ons toch geroepen om te gaan kijken. Het duurde angstig lang voordat de man weer bijkwam. De andere locals hadden blijkbaar een andere EHBO cursus gehad dan ik, want de regel “laten liggen, stabiliseren, wacht op een ambulance” werd door de locals vervangen door: “optillen, in een jeep laden en zelf naar een kliniek brengen”. Ik hoop dat het goed gaat met de beste man. Hij was voor mij in ieder geval een reminder voor de gevaren van een scooter… Les van vandaag: de staartloze katten die je op Bali tegenkomt zijn niet het gevolg van wrede dierenmishandeling, maar gewoon een eigen inheemse kattensoort.
Woensdag 28 juni
In de ochtend gingen Roos en ik een stuk hardlopen. Heerlijk met je blote voeten over het strand. Helaas dachten mijn voetzolen daar toch iets anders over, waardoor ik aan het einde weer meer blaar dan zool leek te hebben. Na het uitchecken in onze homestay in Changgu pakten Roos en ik een (hartstikke illegale) Uber richting het stadje Ubud. Daar checkten we voor de verandering weer eens in bij een hostel. Stapelbedden en gezamenlijke douches, maar wel een prima plek om te verblijven. In de middag verkenden Roos en ik de omgeving. Ubud is een typisch Balinees stadje wat inmiddels door veel toeristen wordt bezocht. Behalve veel mooie gebouwen, tempels en markten had Ubud nog een grote attractie: Monkey Forest, een bos vol met apen. Voor ons voelde deze hoofdattractie toch iets te “gemaakt” en onnatuurlijk aan, dus besloten we dat we deze trekpleister over zouden slaan. En raad eens wie we in de avond weer tegenkwamen? Juist ja, het koppel van-wie-we-stom-genoeg-nog-steeds-de-namen-niet-weten. Les van vandaag: op de dag dat we in Ubud waren, was Obama (ja, de ex-president) er ook. Zijn verblijf was alleen ruim duizend keer duurder per nacht dan de onze (true story).
Donderdag 29 juni
Eigenlijk hadden we deze dag al een scootertocht over het eiland willen maken, maar omdat de verhuurder de avond ervoor op mysterieuze wijze van zijn standje was verdwenen besloten we de dag anders in te vullen. In de ochtend liepen we de Capuhan Ridge Walk. Een wandeling langs een bergrand met daarnaast de steile vallei van een riviertje. De wandeling eindigde bij het Karsa Cafe waar we aan het water van een heerlijk ontbijt genoten. Roos kon niet genoeg krijgen van de Ridge Walk en besloot bij terugkomst op het Hostel om de gehele tour nog eens hardlopend dunnetjes over te doen. Mijn voeten waren nog niet hersteld van het Balinese zand, dus ik liet verstek gaan. In de avond lukte het dan toch om een scooter te huren zodat we deze de gehele volgende dag ter beschikking hadden. Les van vandaag: Hoofdrekenen zit duidelijk niet in het curriculum voor restaurantmedewerkers in Indonesië.
Vrijdag 30 juni
Omdat je de mooiste uitzichten in de ochtend hebt, trokken Roos en ik er vroeg op uit met onze scooter. We zetten koers richting de Jatiluwih Rice Terraces; een vallei waar de bewoners rijstvelden hadden gebouwd die mooi de kronkels en heuvels van de omgeving volgden. Na een wandeling tussen groen/gele sprieten en hardwerkende arbeiders vervolgende we onze tour. Volgende stop: Pura Ulun Danu Beratan; een Hindoeïstische tempel die gebouwd is in een meer in het midden van het eiland. Kennelijk was deze tempel belangrijk voor Indonesiërs en Balinezen in het bijzonder, want deze stond zelf afgebeeld op het biljet van 50.000 rupia. Eenmaal aangekomen bij de tempel waren Roos en ik enigszins teleurgesteld. De elf verdiepingen tellende toren was amper tien meter hoog. Het weer was ook verslechterd en het tempelcomplex voelde gewoon iets te toeristisch aan. Maargoed, we hadden deze must-see afgestreept en de tour op de scooter had ons prachtige uitzichten opgeleverd op het alledaagse Balinese leven. Gezien mijn achternaam hoopte ik op dit eiland ook iets terug te kunnen vinden van mijn roots, maar ik moet zeggen dat ik hier weinig aanknopingspunten voor gevonden heb. 😉 Op de terugweg werd de weg onderbroken door wegwerkzaamheden dus kozen Roos en ik een alternatieve route. Deze route bleek iets te alternatief voor mij. Op een schuin aflopend landweggetje tussen de rijstvelden ging ik nogmaals 18 jaar terug in de tijd met de scooter. Het voorwiel raakte een gladde steen en corrigeren had geen zin meer. Hoewel we niet harder dan tien of vijftien kilometer per uur reden gingen we onderuit en maakten we een flinke smak op onze rechterzijde. Zowel Roos als ik hadden een forse schaafwond op onze rechterknie. Verder nog flinke krassen op hand, elleboog, scheenbeen en voet. De rechterspiegel van de scooter lag in honderd stukjes en de camera van mijn telefoon had blijkbaar ook een deel van de klap opgevangen, want deze was geheel verbrijzeld. Een paar locals kwamen aansnellen om te kijken hoe het met ons gesteld was. Net zoals mijn eerste scooterval 18 jaar geleden waren onze verwondingen gelukkig niet heel ernstig, maar helaas behoorden Roos en ik nu tot “Het Gilde van de Gevallen Scootertoeristen”. Hoewel dat weinig soelaas biedt kan ik zeggen dat dit een flinke club is die je regelmatig op het eiland tegenkomt en kan herkennen aan uiteenlopende verwondingen. Technisch gezien was de scooter gelukkig nog in orde, dus reden we (een stuk voorzichtiger) weer terug naar Ubud. Onderweg passeerden we een scootergarage waar als geluk bij een ongeluk exact dezelfde spiegels voor de scooter werden verkocht. Voor het luttele bedrag van 50.000 rupia (iets meer dan 3 euro) werden er twee nieuwe spiegels gemonteerd en was de scooter weer als nieuw. Nou ja, in ieder geval als vanouds. Bij ons hostel aangekomen checkte we nog even of we daadwerkelijk tegen Tetanus gevaccineerd waren (yup) en prijsden onszelf gelukkig dat we niets ernstigs hadden opgelopen, voor mij wel met de bittere smaak van afgang in mijn mond. Les van de dag: het kenmerk van Het Gilde van de Gevallen Scootertoeristen wordt ook wel de “Bali tattoo” genoemd.
Zaterdag 1 juli
Tijdens deze reis stond ik vaker vroeg op dan thuis. Zeker in het weekend, al raak je na 3 maanden reizen het gevoel voor weekdagen enigszins kwijt. Dit keer pikte een busje ons op en bracht ons naar de haven van Padangbai. Daar stapten Roos en ik op de “fast boat” en zetten koers naar Gili Trawangan. Gili Trawangan is een van de drie Gili eilanden voor de kust van Lombok en werd ook wel liefkozend Gili T genoemd. De Gili eilanden vormen een tropisch paradijsje omringd door prachtige koraalriffen. Gemotoriseerd vervoer is hier niet toegestaan, dus alle transport gaat te voet, met de fiets of te paard. Omdat Roos en ik hier langer wilden verblijven en we geen hotel vooraf hadden geboekt, plaatsten we onze bagage bij een cafeetje en maakten een flinke wandeling door het dorp op zoek naar een hotel met de best prijs/kwaliteit verhouding. Nadat we overtuigd waren dat we deze hadden gevonden checkten we in en besloten de rest van de dag lekker rustig aan te doen. Hiervoor zijn tropische paradijsjes uitermate geschikt. Les van de dag: de oproep tot gebed van een lokale Moskee hadden we overal in het land eigenlijk wel gehoord en duurt meestal een minuut. De moskee op Gili T maakte dagelijks vijf keer van de gelegenheid gebruik om dan meteen een kwartier door te gaan en op hoog volume de halve Koran over het eiland te citeren.
Zondag 2 juli
Op ons hotel verbaasden we ons over het pittige smaakje van de toast bij het ontbijt. Later kwamen we erachter dat dit gewoon kwam omdat de toast in dezelfde pan wordt gegrild als de nasi goreng. Roos en ik besloten om vandaag een rondje eiland te doen. Letterlijk, want met een strandwandeling tegen de richting van de klok in, waren we binnen zeven kilometer weer op de plek waar we waren vertrokken. Onderweg passeerden we luxe hotels, sea-swings (schommels die enkele meters in de zee staan) en hemels witte stranden met wuivende palmbomen die rechtstreeks uit een Bounty reclame leken te komen. Op het laatste strand, genaamd Sunset Beach, bestelden Roos en ik een verse kokosnoot en dronken deze (heel toepasselijk) onder het uitzicht van de ondergaande zon op. De Gili eilanden zijn niet groot. Sterker nog, het woord Gili betekent in de Lombokse taal Sasak dan ook niets anders dan “klein eiland”. Later op de avond spraken we af om samen ergens te gaan eten met een Italiaans stel, Anthea en Alessando, die we tijdens de boottocht naar Gili T hadden ontmoet. Ze woonden in Dubai. Zij werkte als stewardes bij Emirates (logisch), hij was privé zwemleraar in Dubai (bijzonder, denk niet dat ik ooit nog een Italiaanse zwemleraar uit Dubai ontmoet). Samen genoten we van het eten bij het beste visrestaurant van het eiland: Scallywags. Les van vandaag: neem altijd twee meter afstand als iemand een verse kokosnoot voor je open hakt, anders loop je het risico op een ongevraagde kokosmelkdouche.
N.B. op onverklaarbare wijze was er een kras op de lens van de camera gekomen zodat vanaf nu alle foto’s een lelijke zwarte vlek in het midden bevatten.
Maandag 3 juli, dinsdag 4 juli, woensdag 5 juli
Roos en ik hadden onszelf een belangrijk doel gegeven op Gili T: het behalen van ons PADI certificaat. Het PADI Open Water certificaat is bewijs van bekwaamheid van een cursus waarmee we voortaan zelfstandig zouden kunnen duiken. De komende drie dagen zouden geheel in het teken staan van deze bezigheid. De onderwaterwereld van de Gilis zou een prachtige gelegenheid moeten zijn om kennis te maken met deze activiteit, dus om acht uur ’s ochtends meldden Roos en ik ons bij duikschool Dive Central Gili. Onze instructeur Patrick nam eerst de basics met ons door en liet ons een aantal instructievideo’s zien. Daarna was het tijd voor het echte werk; althans, oefeningen onder water, maar wel in een zwembad. In de avond namen Roos en ik theorie door uit het lesboek dat we geleend hadden.
Dag twee begon weer met theorie, video’s en een korte zwembadsessie. In de middag maakten Roos en ik dan onze eerste echte duik. Het ademen onder water wende snel en ook het omgaan met balans en drijfvermogen vorderde rap. Daardoor had ik gelukkig voldoende aandacht over om het leven onder water te bewonderen. Koraal, zeesterren, anemonen, zeeschildpadden en vissen, heel veel vissen. De meest vreemde exemplaren waren in zee te vinden in de meest uiteenlopende kleuren. Later op de middag maakten we nog een duik op een andere locatie. Ook hier werden we omringd door prachtig zeeleven in kraakhelder water. Tijdens de duiken oefenden we vaardigheden met onze instructeur Patrick die meestal waren gericht op veiligheid en noodscenario’s, de belangrijkste elementen van een duikcursus. In de avond doken Roos en ik plichtsgetrouw weer in de boeken om te zorgen dat we alle stof meester maakten.
Dag drie. Geen theorie en zoetwateroefeningen, maar meteen naar de praktijk. Wederom een duik op een nieuwe locatie. Dit keer naar de maximale diepte die we met het Open Water Certificaat mochten behalen: 18 meter. Vlak voor de middagpauze volgde het theoretische examen, waaruit bleek dat Roos en ik niet voor niets hadden gestudeerd: beiden geslaagd met een 100% score. Met deze uitslag in de pocket maakten we onze laatste duik waarin we moesten laten zien dat we deze theorie ook zelfstandig in de praktijk konden brengen. Dit ging prima zodat er voldoende tijd was om de onderwaterwereld te bewonderen. Klapstukken bij deze duik waren in eerste instantie een jonge White Tip Reefshark, gevolgd door een volwassen Black Tip Reefshark. Hoewel deze haai met anderhalf meter minder angst inboezemt dan de giganten uit Jaws was het toch geweldig om deze beesten in hun natuurlijke habitat te kunnen zien zwemmen. Zelfs Patrick was opgewonden enthousiast om de haaien te zien, iets wat volgens hem niet zo vaak voorkwam. Les van de dagen: zeewater, zand en wetsuits werken niet bevorderend bij het helen van je verwondingen.
Donderdag 6 juli
Na drie intense dagen PADI cursus besloten Roos en ik rustig aan te doen. Ons originele plan om op internet uit te zoeken hoe we de komende dagen van onze reis zouden vervolgen werd lelijk verstoord door een stroomuitval op het gehele eiland. Nu is stroomuitval in Indonesië, en op de Gili eilanden in het bijzonder, helemaal niet vreemd. Maar op dit moment kwam het niet goed uit. Pas later in de middag kwam de stroomvoorziening op gang waardoor Roos en ik onze informatiehonger over nieuwe bestemmingen konden stillen. Zoals we al vaker hadden gedaan aten we op de lokale avondmarkt, waar je bij verschillende kraampjes je eigen maaltijd samen kon stellen. Les van vandaag: de stroomuitval zorgde ook serene rust op het eiland, aangezien de lokale imam zijn oproep tot gebed tot nader order moest uitstellen.
Vrijdag 7 juli
Vandaag hadden we een “spare day”. Wat ons betreft waren we klaar om het eiland te verlaten. Toch bleven we nog een dag. We hadden namelijk een boottocht geboekt die enkel op zaterdag vertrok. Omdat we via blogs en fora op internet waren gewaarschuwd dat er niet veel voedsel aan boord was voor de boottocht bezochten Roos en ik de meest stinkende supermarkt die ik ooit geroken heb (door Roos en mij omgedoopt tot Stinkymart) en sloegen een zak vol proviand in. Op dezelfde blogs en fora waren we ook enigszins gewaarschuwd over de staat van de gebruikte boten: van zorgelijk tot middelmatig. De duurde even voordat ik mijzelf over deze mentale drempel heen had gezet. Les van vandaag: de beste gegrilde maiskolven haal je op Gili T bij de illustere en altijd vrolijke maisverkoper genaamd Jack Gili, die inmiddels ook onze namen kende.
Zaterdag 8 juli
Om kwart over zeven kwamen we aan bij het booking office waar we onze boottocht geboekt hadden en wekten de medewerker die daar lag te slapen. Hij leidde ons naar de haven (lees: een stukje strand) waar we eerst een stukje moesten waden voordat we de boot stapten. Dit keer namen we eerst de lokale equivalent van een streekbus, maar dan over water. In een half uurtje voeren we van Gili T naar Lombok in een (overvolle) boot die een duidelijke voorkeur had om naar bakboord te hellen. Vanuit daar bracht een bus ons naar de andere zijde van het eiland waar we op onze boot voor de komende dagen stapten: de Mona Lisa. (Het verband tussen het schilderij van Da Vinci en een boot heb ik uiteindelijk nooit kunnen ontdekken) Laat ik een situatieschets geven van de boot en de boottocht omdat het moeilijk is voor te stellen als je het nog nooit van dichtbij hebt meegemaakt. De Mona Lisa was een oude omgebouwde vissersboot van ongeveer 25 meter lang. Met de tour gingen 24 passagiers (voornamelijk backpackers) en vijf man crew mee. De boottocht voer van Lombok langs diverse eilanden waar we zouden stoppen. Hoogtepunt van de tour waren de Komodo eilanden, eindpunt van de tour het eiland Flores. De boot had een benedendek en een bovendek. Het benedendek wordt gebruikt voor het nuttigen van de maaltijden en tijdens het varen een beetje rond te hangen. Verder was er een keuken, een toilet en de crewverblijven. Het bovendek was deels open en werd gebruikt om te zonnen, chillen en vanaf te springen bij de vele stops. Het andere deel was overdekt met een soort van enorme partytent, maar dan slechts een meter hoog. Onder deze partytent was het slaapverblijf voor de passagiers: de bodem keurig en volledig bedekt met waterdichte matrasjes. En als ik volledig bedekt schrijf, bedoel ik ook echt volledig bedekt. Ruimte voor eigen spullen of een wandelpad was er niet. In de avond kroop je dan ook op handen en knieën (au) door de ruimte, de benen van medepassagiers ontwijkend. Roos en ik hadden een “wand” van onze spullen gebouwd zodat we nog mooi anderhalve matras over hadden om zelf op te slapen. Deze beschrijving klinkt wellicht wat spartaans en dat was het zeker, maar eigenlijk heeft me deze manier van leven geen enkel moment gestoord. Het eten was erg goed (en zelfs ruim voldoende) en het belangrijkste: de medepassagiers vormden een erg leuk gezelschap waar we veel plezier mee hebben gehad. Les van de dag: het speelgoedje uit een verpakking Fruit Loop cereals is een uitstekende wig tegen een klapperend bootraampje.
Zondag 9 juli
De nacht was wat ruig geweest. De boot had het grootste gedeelte van de nacht overeen ruwe zee gevaren. Het deinen van de boot en het geronk van de dieselmotor had me vaak gewekt. Na het opkomen van de zon stopten we op Moyo Island. Daar trokken we (op slippers) de jungle in op weg naar de Moyo Waterfall: een waterval bestaande uit meerdere niveaus waar je gemakkelijk omhoog kunt klimmen en in de poelen kunt duiken. Na het bezoek aan de waterval was er tijd om rond Moyo Island te snorkelen. Ook hier ontvouwde zicht een prachtige onderwaterwereld. Duizenden visjes in alle kleuren van de regenboog en zelfs twee murenes lieten zich even zien. De boot voer later weer door en we passeerden vele van de 17.000 (!) eilanden en eilandjes die Indonesië rijk is. Onderweg besloot een groepje dolfijnen ook eventjes met de boot mee te zwemmen. Aan boord was het gezellig en socialiseerden we wat met de vele nationaliteiten die aanwezig waren. De avond werd ingeleid met een regenboog, gevolgd door een mooie zonsondergang, gevolgd door een maanboog in de nacht. Les van de dag: het is wonderbaarlijk hoe snel je je aanpast aan je nieuwe status quo op een boot.
Maandag 10 juli
Na weer een nachtje varen, met iets meer slaap kwamen we aan bij Gili Laba, een klein eiland (uiteraard) met zoals veel eilanden een piek van een rustende vulkaan. We beklommen de piek zodat je een geweldig uitzicht had over de omgeving: kleine en grote eilanden, witte stranden en turquoise omzomingen met koraal. Ook hier was rondom de Mona Lisa weer een mogelijkheid om te snorkelen met eveneens aquarium-achtige taferelen. In de vroege middag kwamen we aan bij Red Beach (of Pink Beach, de foldertjes hebben hierin nog geen consensus gevonden) die in eerste instantie gewoon wit leek. Dichterbij gekomen zag je rode zandkorreltjes die het strand inderdaad een rode/roze gloed geven op het vloedpunt. De derde dag van de boottocht zat volgepakt met activiteiten want in de middag naderden we Manta Point waar we, je raadt het al, op zoek gingen naar manta roggen. Na wat over zee getuurd te hebben loodste onze kapitein ons het water in onder een enthousiast geroep: “Manta! Manta!”. Met onze snorkels zagen we twee gigantische roggen als zwevende tafellakens langzaam over de bodem van de oceaan glijden: een geweldig gezicht. Als bonus kwam er ook nog een Green Turtle voorbij zweven. In de avond naderden we Kalong Island waar de Mona Lisa voor anker ging. Al zwemmend om de boot zagen we honderden Flying Foxes (gigantische vleermuizen) uit de mangrovebossen komen. Dag drie was tevens de laatste avond op de boot en dus: party night. De laatste snacks en het laatste bier kwam tevoorschijn en het was beregezellig. Les van de dag: zorg bij het eten van je maaltijd op een boot op ruwe zee dat je laag blijft, anders ben je vooral de vissen aan het voeren.
Dinsdag 11 juli
Dag vier was de hoofdreden waarom we de hele tour geboekt hadden, al vond ik achteraf dat de gehele tour an sich het meer dan waard was. Vandaag kwamen we aan bij de Komodo eilanden: het territorium van de Komodo varaan. De Komodo varaan is een uit de kluiten gewassen reuzehagedis die wel twee en halve meter lang kan worden. De naam van de beesten in het Engels klinkt nog veel stoerder: Komodo Dragons of simpelweg: Komodos. Het eerste eiland dat we aandeden was Komodo Island: het hoofdeiland van de eilandengroep. Hier deden we een korte hike, maar kregen we te horen dat het wellicht moeilijk was Komodos te spotten aangezien het paartijd was en de draken zich dan niet vaak laten zien. Gelukkig troffen we toch nog een exemplaar aan dat lag te zonnen. Het tweede deel van de dag besteedden we op Rinca Island. Hier maakten we een iets langere wandeltocht met een mooi uitzichtpunt. Daarnaast werden we getrakteerd op vijf extra varanen, verschillend in grootte en geslacht. Aan het einde van de middag kwam de boot aan op ons eindpunt: het stadje Labuhan Bajo op het eiland Flores. Roos en ik vonden binnen no time een leuk hostel en in de avond spraken we met de bootgroep af om samen te gaan eten en na te praten over de onvergetelijk mooie boottocht. Les van de dag: ik heb mijn Comic Sans boycot enigszins moeten temperen, anders kon ik hier (en in de rest van Indonesië) echt nergens uit eten.
Woensdag 12 juli
Roos en ik hadden onze tijd in Indonesië gelimiteerd. Als we wilden hadden we nog weken in het land kunnen besteden, maar er wachtten nog zoveel mooie andere bestemmingen op ons. Daarom vlogen we in de ochtend met een (lawaaierig) propellervliegtuig van Labuhan Bajo naar de stad Ende aan de andere kant van het eiland Flores. Vanuit daar deelden we een taxi met een ander stel richting het dorpje Moni. De tocht door de bergen gaf een mooi beeld van Flores van zowel het natuurschoon als het dagelijks leven. Eenmaal aangekomen in Moni hadden we snel een hotel gevonden; maar goed ook, want het werd snel donker. Bij het hotel regelden we een tour naar onze bestemming waarvoor we naar de andere kant van het eiland gevlogen waren: de vulkaan Kelimutu. Les van de dag: als je ruimbagage maximaal tien kilo mag wegen, stop je toch gewoon lekker zoveel mogelijk gewicht in je handbagage. #omdenken
Donderdag 13 juli
Om 02:00 werd ik wakker. Een zacht getrommel op het dak van onze hotelkamer. Was dat regen? Ja, dat was regen. Dat zijn niet de beste vooruitzichten om een vulkaan bij zonsopgang te bekijken. Om 03:30 ging de wekker, maar was het getrommel op ons dak eigenlijk alleen maar luider geworden. Om vier uur meldden we ons bij de manager van het hotel, maar die had een simpele mededeling: “Go back to sleep, this has no use”. Enigszins teleurgesteld gingen Roos en ik weer slapen waarbij we om het uur de wekker hadden staan om de toestand van het weer te beoordelen. Tegen ontbijttijd was het nog steeds druilerig en zelfs de banana pancake kon ons niet opfleuren. Tegen half twaalf begon het weer een beetje op te klaren en Roos en ik besloten de stoute (wandel)schoenen aan te trekken. In plaats van de motor die ons zou brengen zouden we zelf naar de top wandelen en tegen die tijd hopen dat het weer helemaal helder zou zijn. De tien kilometer lange tocht leidde ons ruim 800 meter omhoog langs dorpjes, watervallen, akkertjes en veel jungle. Eenmaal bij de top aangekomen waren onze gebeden verhoord want op een paar wolkjes na hadden we een heldere hemel. We hadden inmiddels behoorlijk wat vulkaanervaring in Indonesië, maar de reden dat we de Kelimutu wilden beklimmen was vanwege de verrassing die in de hoofdkrater te vinden was: drie verschillend gekleurde kratermeren. Ieder meer had zijn kleur te danken aan de aanwezigheid van een vulkanische uitstoot. Hierdoor was een helder turquoise meer ontstaan, een groenig meer en een donkerblauw meer. Over de meren hing een spookachtige damp. Vanuit het hoogste punt hadden we een mooi uitzicht over alle meren. Na megabytes en megabytes aan foto’s te hebben geschoten kozen Roos en ik voor een alternatieve route naar beneden. Deze route was iets langer en leidde langs het bijzonder vriendelijke dorpje Pemo. Vanwege de lengte van de route en de naderende zonsondergang renden Roos en ik delen van de route, als ware trailrunners, naar beneden. Les van de dag: zorg voor je eigen veiligheid wanneer je op de kraterrand van de Kelimutu staat, want de Indonesische autoriteiten doen dat in ieder geval niet voor je.
Vrijdag 14 juli
Na het ontbijt (weer banana pancakes!) besloten Roos en ik weer een local bus te nemen naar Ende. We moesten even wachten met instappen, want iemand lag nog onder het busje, druk bezig met de remvloeistof die er onderuit lekte. Na wat remoefeningen in de eerste meters vond de chauffeur dat er voldoende remkracht was om te vertrekken. Zo’n situatie werkt altijd bemoedigend, als je weet dat je nog 1000 meter moet afdalen. Geflankeerd door iemand met een kip, iemand die aan het overgeven is en iemand die aan het roken is vervolgden we onze weg naar Ende, onder het genot van breakbeat muziek die op maximaal volume staat, waarschijnlijk om het rammelen en tikken van de motor te maskeren. In Ende aangekomen ontvouwde zich weer het standaard Aziatisch tafereel van spraakverwarring, bus uit, overstappen op nieuwe bus, bijbetalen, nee joh, ja joh, doorrijden. Aangekomen bij de hoofdweg van het vliegveld vonden Roos en ik snel een hotel. Omdat we verder geen plannen hadden in Ende besloten we het stadje te voet te gaan verkennen. Hardlopend wel te verstaan. Rennend door de achterwijken van Ende werden we aangemoedigd (harder dan bij de halve marathon van Eindhoven) door de indo-locals die kennelijk nog nooit een hardloper hadden gezien: “Hey Mister, mister!”. We aten voor de laatste keer typisch Indonesisch avondeten bij een nog typischere warung genaamd Sara Rasi. Les van de dag: bij gebrek aan kennis van de Engelse taal riepen de locals Roos ook maar toe met: “Hey Mister, mister!”.
Zaterdag 15 juli
Onze tijd in Indonesië zat er nu echt op. Om zes in de ochtend liepen Roos en ik bepakt met backpacks richting het vliegveld. Het zou een flinke reisdag worden. De vlucht naar Denpasar gaf een mooi overzicht over het eiland Flores en ik werd voor de laatste keer betoverd door de schoonheid die Indonesië te bieden had. In Denpasar besteedden we onze negen uur overstaptijd vooral met internet en Starbucks koffie drinken. Vanaf Denpasar vervolgden de reis we met een vlucht naar Jakarta. Daar aangekomen hadden we vervolgens nog ruim drie uur overstaptijd voordat we weer op de volgende vlucht stapten. Hoewel we technisch gezien nog in Indonesië waren en nog lang niet op onze volgende bestemming waren begon ik ook dit land nu al een beetje te missen. Les van de dag: zelfs als je bijna zeven weken een geweldig mooie tijd in Indonesië hebt gehad, kom je eigenlijk toch tijd tekort: er is nog zoveel meer te ontdekken in dit mooie land.
Fact sheet
Overnachtingen
- Gedul Homestay, Changgu
- Ubud Guest House, Ubud
- Gerald Guest House, Gili Trawangan
- Mona Lisa, Lombok-Flores
- Centro Hostel, Labuhan Bajo
- Bintang Bungalos, Moni
- Safari Guest House, Ende
Afstanden
- Changgu – Ubud: 29 km
- Ubud – Padangbai – Gili Trawangan: 490 km
- Gili Trawangan – Lombok – Komodo – Labuhan Bajo: 517 km
- Labuhan Bajo – Ende – Moni: 254 km
- Moni – Ende – Denpasar – Jakarta: 1735 km
Subtotaal: 3025 km
Totaal: 26434 km