Bogotá, Cartagena, Santa Marta, Minca, Tayrona, Riohacha, Punta Gallinas
Donderdag 20 juli
Vier dagen New York hadden ons veel indrukken, maar weinig slaap gegeven. Het was dan ook erg vroeg toen Roos en ik een taxi naar JFK Airport namen. Bestemming: Bogotá, Colombia. Het grondpersoneel waarschuwde ons nog dat we een exit ticket nodig hadden bij de Colombiaanse migratie autoriteiten. Met behulp van wat creativiteit en Photoshop regelde ik het “ticket” terwijl we aan het wachten waren in de boardingruimte. Vervolgens steeg ons vliegtuig op en zette koers naar het zuiden. Bogotá was slechts een overstap voor ons, maar dan eentje van ruim 19 uur. Daarom hadden we met een Colombiaanse vriendin afgesproken, die ik kende uit haar tijd dat ze in Eindhoven woonde. Bibiana verwelkomde ons in Colombia en met de bus reden we naar het huis van haar moeder waar ze woonde. Onderweg vielen me drie dingen op. Ten eerste verwachtte ik na New York in een veel minder ontwikkeld land terecht te komen. Maar de meeste dingen die ik zag zagen er keurig uit. Ten tweede: alle gebouwen, winkels, woonerven, etc. waren allemaal voorzien van stevige hekken, camera’s en bewaking. In contrast met alle ervaringen uit Azië was beveiliging hier blijkbaar een noodzakelijk kwaad. Ten derde: Bogota is een stuk kouder dan New York. Gelegen in de Andes heeft de stad een hoogte die de temperatuur, zeker in de avond, een stuk laat zakken. Bij Bibiana thuis aangekomen kregen we eerst een typisch Colombiaanse lunch waarna we een bus namen naar het centrum van Bogota. Tot mijn grote vreugde was de binnenstad kleurig versierd met street art. Dit afgewisseld met mooie koloniale gebouwen gaf je het idee dat je in een knus stadje rondliep in tegenstelling tot de metropool die Bogota eigenlijk is. Na een gezellige avond uit waarbij we al een hoop konden leren over het reilen en zeilen in Colombia waren we dankbaar voor de gastvrijheid van Bibiana en om bij haar te kunnen blijven slapen. Les van vandaag: Ook een local als Bibiana nam veiligheid erg serieus, want voor een afstand van nog geen kilometer naar een restaurant werd uit voorzorg een taxi genomen.
Vrijdag 21 juli
Roos en ik stonden weer vroeg op, namen een bus naar het vliegveld en vervolgden onze “overstap” door in te checken op onze volgende vlucht. Volgende stop: Cartagena. Cartagena ligt in het noorden van Colombia aan de Caribische kust. Dat was direct bij aankomst te merken: hoge temperaturen gecombineerd met een hoge luchtvochtigheid. Als twee plakkerige backpackers struinden Roos en ik het oude centrum af op zoek naar een hostel. Na een aantal te hebben afgewezen op prijs of comfort vonden we twee bedden in een dorm van een gezellig hostel. Een (piepklein) zwembadje, een leuk binnenplaatsje en rooftop terrace maakte dit hostel de perfecte plek voor ons om een paar dagen rustig aan te doen. De airconditioning in de slaapzaal hing er helaas alleen ter decoratie zodat het ’s nachts nog steeds bloedheet was. Omdat het hostel een uitgebreide keuken had en Roos en ik wel weer eens wat gezonds wilde eten na de Amerikaanse Cuisine kochten we de ingrediënten voor een gezond maaltje. Ik heb een fetish voor supermarkten, vooral in het buitenland, en na het ontdekken van de keten “Exito” wist ik dat ik mijn match in Colombia gevonden had. Vanaf nu waren Exito en ik vrienden. Les van vandaag: Colombianen stoppen overal suiker in. Dat is overigens ook te zien aan het lichaam van een gemiddelde Colombiaan.
Disclaimer: vanaf vandaag mis ik wat foto’s die ik graag had willen laten zien. Later zal duidelijk worden waarom dat is.
Zaterdag 22 juli
Roos en ik hadden besloten onze kostbare tijd in New York niet te besteden aan het uitzoeken van onze reis in Colombia, maar dat ter plekke te doen. Een groot deel van de dag zaten we dus gewapend met laptop en tablet op het binnenplaatsje van het hostel druk googlend naar onze reisroute in Colombia. Zoals altijd bleek er meer dan voldoende te zien zodat het vooral een kwestie van keuzes maken werd. Om niet alleen aan een scherm gekluisterd te zitten trokken we er in de middag op uit om het oude centrum van Cartagena te verkennen. De bont gekleurde huizen van Cartagena en de gezellige pleintjes gaven de stad zijn charme. In de avond streken we neer op Plaza Trinidad, een centraal plein in ons wijkje waar de locals zich verzamelen om hun versie van een avondje uit te vieren. Dat bestond in dit geval uit het kijken naar straatartiesten die zowel muziek, dansoptredens als acrobatische trucjes in petto hadden, onder het genot van een drankje dat je bij een straatverkoper kon kopen. Les van vandaag: ook als je niet kan jongleren, kun je best optreden als straatartiest. (Keep that dream alive boy!)
Zondag 23 juli
Zondag, rustdag. Dat motto namen we ter harte zodat we vandaag niet al te veel deden. Het belangrijkste doel van de dag bestond uit het concreet maken van onze plannen in Colombia. Een vriendin, Lotte, was samen met een vriendinnetje van haar, Zita, ook aan het rondreizen in Colombia. Stomtoevallig zaten zij ook in het noorden, in de stad Santa Marta, waar Roos en ik naartoe zouden gaan. We spraken dus af elkaar daar de volgende dag te ontmoeten. Uit cultureel plichtsbesef namen Roos en ik in de late middag nog en kijkje bij het kasteel van San Felippe. Na een kleine detour door het oude centrum sloten we de avond af met wat hostelgenoten op onze rooftop. Les van vandaag: in een 20 beds dorm heb je een slaapdichtheid van minimaal 1; er is op elk moment van de dag wel iemand te vinden die aan het slapen is.
Maandag 24 juli
In de ochtend pakten Roos en ik onze backpacks weer bij elkaar en gingen te voet naar de bus. Twintig stappen verder waren we al drijfnat van het zweet. We liepen samen met Anna en Melissa die we hadden leren kennen bij het hostel en ook dezelfde kant op gingen. Daarmee waren we dit keer in gezelschap van mensen die zich wel verstaanbaar kunnen maken in het Spaans. Dat bleek erg waardevol te zijn bij het vinden van de juiste bus, ook al maakte deze eerst een rondje door alle wijken van de stad voordat we bij het busstation aankwamen. De meeste steden in Colombia hebben een “Terminal de Transportes”, een busstation waar lange afstandsbussen vertrekken. Treinen zijn niet gebruikelijk en voor echt lange afstanden was een vliegtuig de beste optie. Na een kleine onderhandelronde stapten we op een bus richting Santa Marta. Waar ik in Azië nog gewend was om in een bus vergezeld te worden door zakken rijst en kippen, werd dat in Colombia omgeruild voor airconditioning, wifi en een WC. Wat een luxe! Na een busrit van een uurtje of zeven kwamen we aan bij de busterminal en namen de taxi naar het oude centrum. Op goed geluk vonden we weer een hotel (dit keer met werkende airco) en direct daarna zochten we Lotte en Zita op om samen te gaan eten. Tijdens de maaltijd in het restaurant besloten we dat het een goed idee was om de volgende dagen samen op te trekken. Les van de dag: onderhandelen zit Zuid Amerikanen minder in het bloed dan Aziaten. Na het noemen van de prijs gaf ik een tegenbod waarna ik enigszins beteuterd werd aangestaard. Overigens lukte het nog steeds vaak om een betere prijs te krijgen, maar het spel van onderhandelen leefde hier minder.
Dinsdag 25 juli
We stonden vroeg op, lieten onze grote backpacks bij het hotel achter en liepen met een kleine daypack samen met Lotte en Zita naar een lokale bus pickup. Daar regelden we een ritje naar Minca, een nabijgelegen dorpje wat bekend staat om prachtige natuur in een bergachtige omgeving. Na gedropt te zijn in Minca vervolgden we met z’n vieren de weg omhoog. Lotte bleek niet van berg op lopen te houden en Zita niet van berg af, een ideaal koppel dus. 😉 Gelukkig maakte het helemaal niets uit, we hadden tijd en bovendien konden we de weg omhoog afwisselen met twee momenten van afkoeling bij een waterval. Onderweg namen honderd muggen (of zandvlooien, ik weet nog steeds niet precies wat het waren) mijn benen en die van Roos te grazen; dikke bloedende bulten waar we nog dagen plezier van zouden hebben. Helemaal boven waren we aangekomen bij uitkijkpunt Los Piños. Van een uitkijkpunt was er helaas geen sprake aangezien we op dat moment midden in de wolken zaten. We vervolgden onze weg naar het eindpunt van onze dag: hostel Casa Elemento. Dit hostel lag helemaal afgelegen op de top van een berg en was dus vooral gemaakt om te chillen. Om dit laatste kracht bij te zetten had Casa Elemento enorme hangmatten gemaakt waar je makkelijk met tien man in kon liggen. De meeste bezoekers waren zo chill dat ze niet eens de moeite hadden genomen om zelf de berg op te lopen, maar een motortaxi te nemen. Omdat wij deze prestatie wel geleverd hadden voelden we ons uitermate verheven en bestempelden we deze groep tot de luiaards 😉 In de avond genoten we van het geweldige uitzicht dat Casa Elemento te bieden had, onder het genot van lasagne, cocktails en een kampvuur in het gezelschap van medebackpackers. Les van vandaag: als je bij Casa elemento een kamer boekt, kan je ook zomaar een boomhut krijgen. Helaas niet voor ons, wij hadden een dorm.
Woensdag 26 juli
Omdat we niet tot de luiaards behoorden, gingen we met z’n vieren ook weer te voet omlaag. Dit keer via een andere route door de bloedhete jungle van Minca. Waar Lotte op de heenweg niet zo vrolijk werd, werd deze rol nu overgenomen door Zita. Dit gaf Roos de mogelijkheid om haar favoriete hobby uit te voeren: het schieten van onnodig veel foto’s. (Geintje dames, ik hou van jullie hoor.) Onderweg maakten we nog een stop bij Pozo Azul; een klein meertje onderaan een waterval waar je heerlijk kon afkoelen. Lotte had nog even sjans met een jongeman die in de waterval zijn bril verloren was. Ondanks dat de kerel me een uiterst trouw type leek, was het toch geen match, waarschijnlijk door zijn spreek-tem-po. Teruggekomen in Minca pakten we een jeep richting Santa Marta. Terug in Santa Marta splitsten Lotte en Zita, en Roos en ik weer naar ons eigen hostel. Roos en ik fristen ons op, fatsoeneerden onze spullen en regelden een simpel maaltje. We maakten het niet erg laat, want de volgende dag zou de wekker weer vroeg gaan. Les van vandaag: de muggen/zandvlooien waren fanatieke beestjes. Ik zat nog steeds onder en na vijftig beten op één been ben ik gestopt met tellen.
Donderdag 27 juli
Het uitstapje met Lotte en Zita was ons goed bevallen, dus hadden we besloten om er nog een paar daagjes achteraan te plakken. We vertrokken in de ochtend samen in een busje richting Tayrona. Dit National Park lag langs de noordkust van Colombia en staat bekend vanwege haar bergen, jungle en stranden. Nadat de bus ons gedropt had bij de Zaino ingang van het park wandelden we door de jungle richting het westen. Tayrona had voor ons prachtige natuur in petto: witte stranden, enorme rotsen en palmbomen zover je kon kijken. Ook in Tayrona was het bloedheet. Hoewel de hike niet eens enorm intensief was, gutste het zweet van ons af. Na een aantal stops bij uitkijkpunten en bij stranden, kwamen we aan bij Cabo San Juan: een kampeerplaats midden in de jungle aan het strand. Als een wonder wisten we daar de laatste twee tentjes te boeken: een éénpersoonstent en een driepersoonstent. Eén plus drie is vier, en vier is twee plus twee. Zo kwamen Roos en ik samen in een veel te klein en veel te warm tentje terecht, maar we hadden in ieder geval een slaapplaats. Cabo San Juan was prachtig gelokaliseerd en had een enorm ontspannen vibe. Lotte, Zita, Roos en ik zwommen wat, rustten uit en de avond werd gevuld met bokken schieten (het gezelschapsspel, niet de jacht). Les van vandaag: het grootste gevaar in Tayrona Park? Kokosnoten! Overal stonden palmbomen en één flinke kokosnoot plofte rakelings langs me neer. Interessant feitje: kokosnoten zijn wereldwijd dan ook vijftien keer dodelijker dan haaien.
Vrijdag 28 juli
Na een ontbijt en een frisse duik wierpen we een laatste blik op de twee geweldige baaien van Cabo San Juan en zetten we onze tocht door Tayrona voort. Vandaag ging de toer flink omhoog. Al klauterend over grote rotsen zweetten we ons een ongeluk. Eenmaal op de top van de berg aangekomen bevonden we ons in het dorpje Pueblito. Hier wonen nog stammen van de originele inwoners van Colombia: de Tairona indianen. (Yep, andere spelling) Hoewel het wandelpad dwars door het dorp liep en er zelfs een winkeltje was waar water en fruit werd verkocht, zaten de Taironianen blijkbaar toch niet op ons te wachten. Er was bijzonder weinig interactie met de Pueblitanen, maar misschien kwam dat ook door het feit dat zij de hele dag cocabladeren kauwen en glazig uit hun ogen staren. We vervolgden ons pad omlaag en kwamen aan bij Playa Brava. Aan dit strand was een soort openluchthostel gemaakt waar je in hangmatten kon slapen onder houten palmhutten. Lotte, Zita, Roos en ik vormden de helft van alle bezoekers van het hostel en het personeel bestond uit de gezellige huismama en haar hulpje: een enorm vriendelijke Tairona indiaan (het kan dus wel). Voordat de zon onderging maakten we nog een wandeling naar een nabij gelegen waterval, daarna keerden we terug naar ons strand. In de zee kon gezwommen worden, maar niet dieper dan navelhoogte. Eenmaal in het water begrepen we dat: de golven gingen enorm tekeer en de stroming trok je zo dieper de zee in. In de avond kookte de huismama voor ons en wij maakten nog een fles rum burgemeester tijdens het bokkenschieten (het gezelschapsspel, niet de jacht). Voor het eerst sliepen we een nacht in hangmatten. Het duurde even tot ik mijn draai kon vinden, maar na eerst nog een inktzwarte sterrenhemel bewonderd te hebben viel ik dan toch nog in slaap. Les van vandaag: Colombianen kunnen heel luchtig doen over ernstige zaken: “More than 100 people have drowned here, make sure you don’t become part of the statistics.”
Zaterdag 29 juli
Nadat de huismama en haar hulpje het ontbijt voor ons geregeld hadden trokken Lotte, Zita, Roos en ik er weer op uit. De wandeling was minder intens dan de dag ervoor en voerde ons in een aantal uur naar Calabazo: de westelijke uitgang van het Tayrona park. In Calabazo kwamen we weer in de bewoonde wereld terecht en pakten we een bus terug naar Santa Marta. Daar checkten Roos en ik nogmaals in bij hetzelfde hotel en konden ons wat opfrissen. In de avond bleek het enorm druk te zijn in Santa Marta. Het was namelijk de verjaardag van de naamgeefster van de stad en dat werd uitgebreid gevierd. In het centrale park was een streetfoodmarkt opgezet waar Roos en ik besloten ons diner te nuttigen. We voegden ons weer bij Lotte en Zita en begaven ons eerst naar een pleintje waar lokale bandjes muziekoptredens gaven. Daarna vond Lotte dat het tijd werd voor een karaokebar, dus na wat overredingskracht stonden Lotte en ik “Hey Jude” te zingen op het podiumpje. De twee overleden Beatles draaiden zich om in hun graf en het is maar goed dat Paul en Ringo niets gehoord hebben anders waren we vast aangeklaagd. We vervolgden de avond op een rooftopbar en daarna was het tijd om huiswaarts te gaan. Onderweg kwamen we twee agenten tegen die ons waarschuwden dat we ons in een “slechte wijk” bevonden en mede dankzij de lolligheid van Lotte vond een agent dat ik dan maar eens gefouilleerd moest worden. Geen smet op mijn blazoen en gelukkig was dit ook een clean cop zodat we beiden onverrichterzake naar bed konden. Les van de dag: het verschil tussen een goede en een slechte wijk kan in Colombia letterlijk vijftig meter zijn. Dichte luiken, vreemde mannetjes op straat en opeens geen “normale” bezoekers meer zorgen ervoor dat je in een oogopslag al kunt zien dat je daar niet lang had willen blijven. En dat bleek niet alleen theoretisch. In gesprek met veel andere toeristen zijn we legio gevallen tegengekomen van mensen die bestolen of beroofd waren.
Zondag 30 juli
Voor de derde keer checkten Roos en ik uit bij ons hotel. Samen met Lotte en Zita namen we een taxi naar de busterminal en gingen per touringcar verder naar Riohacha. Riohacha was een stad die op vijf uur rijden van Santa Marta lag en de toegangspoort vormde tot het uiterste noorden van Colombia. In Riohacha aangekomen checkten we in bij een super mooi en schoon hostel, al zou dit later nog een staartje krijgen. We boekten een tour voor de komende drie dagen bij het hostel naar Punta Gallinas. Dit gebied bestaat voornamelijk uit woestijn en vorm het meest noordelijke punt van Zuid Amerika. Roos en ik kookten in de avond een pastasalade voor ons vieren die we op het dakterras opaten. Toen Roos en ik onze tas gingen klaarmaken voor de volgende dagen viel me opeens iets op aan ons bed: kleine zwarte stipjes die bewogen. Ik moest even goed kijken, maar een van onze grootste angsten werd inderdaad werkelijkheid: we hadden ons eerste geval van bed bugs te pakken. (De andere angsten zijnde: overvallers en enge clowns) Voor wie bed bugs niet kent: dit zijn kleine tor-achtige beestjes die wonen in matrassen en lakens en zich voeden met het bloed van slapers die erop liggen. Behalve het parasitaire gedrag reist een bed bug graag met je mee via je bagage zodat je er ook nog eens moeilijk vanaf komt. De rest van de avond besteedden Roos en ik dus uit het volledig uitpakken van onze backpacks en ieder kledingstuk controleren op de aanwezigheid van deze nare beestjes. Gelukkig werkten de medewerkers van het hostel goed mee en boden ze ons een nieuwe kamer aan en tevens de mogelijkheid om onze bagage te laten ontsmetten. Les van de dag: met bagage ontsmetten wordt bedoeld: alles in een grote plastic zak stoppen en in de zon laten liggen zodat de hitte de rest van het werk doet.
Maandag 31 juli
Onze reis naar Punta Gallinas begon. Een grote terreinwagen (die van het merk Toyota was, maar die ik voor het gemak vanaf nu wel Jeep ga noemen) pikte Lotte, Zita, Roos en mij op. Aan ons teampje werd de (tevens Nederlandse) Hessel toegevoegd. (De eerste Hessel die ik in mijn leven tegen ben gekomen en waarvan ik me afvroeg of zijn naam in het Engels niet veel “hassle” opleverde.) Onze chauffeur Sabir was een volslanke Colombiaan die vrijwel geen woord Engels sprak. Van zijn taak als gids begrepen we maar een fractie, maar hij oogde verder als een gezellige kerel. Als eerste werden we getrakteerd op een enorme regenbui, dit was geen goed begin. Vervolgens kwamen we aan bij de stranden van Maunaure die gebruikt worden voor zoutwinning. Mede door het druilerige weer, maar ook doordat het niet echt heel bijzonder was, maakte deze stop weinig indruk. In het stadje Uribía maakte de Jeep een stop om te tanken, maar dan niet bij een alledaags tankstation. Tientallen “mannetjes” langs de kant van de weg waren druk in de weer met vaten, jerrycans en slangen. De mannetjes smokkelden de brandstof illegaal via de Venozolaanse grens binnen en verkochten deze dan in Colombia, een bijzondere gewaarwording. Vanaf dat moment begon de tour bergopwaarts te gaan. Figuurlijk dan want het landschap was voornamelijk vlak en was alleen nog berijdbaar met een vierwiel aangedreven terreinwagen. Het weer werd met elke kilometer die we maakten beter en uiteindelijk bevonden we ons in uitgestrekte kurkdroge vlaktes: de woestijn met luchtspiegelingen die eindeloos leken te zijn. Het landschap was droog, maar prachtig en werd zo nu en dan afgewisseld met rotsen en een enorme hoeveelheid aan cactussen. We aten onze lunch in het stoffige kustdorpje Cabo de la Veja en vervolgden onze weg naar de suikerberg, Pilón de Azúcar, die prachtig aan zee lag. Na daar een duik te hebben genomen bezochten we de vuurtoren van Faro en aanschouwden we het spektakel van pelikanen die met een duikvlucht vissen vingen in de zee. In de avond genoten we van de roodtinten die de ondergaande zon aan de hemel gaf en na een potje bokken schieten (het gezelschapsspel, niet de jacht) sliep ik voor de tweede keer een nacht in een hangmat. Les van de dag: een beach party in Cabo de la Veja bestaat uit drie gasten met een gitaar en een koelkast gevuld met bier. (Sorry voor de valse verwachtingen Fleur.)
Dinsdag 1 augustus
Met de Jeep reden we over een zandwoestijn naar het plaatsje Puerto Bolívar en de baai Bahía de Portete. Dit was het gebied waar de inheemse bevolking, de Wayuu indianen woonden. Het verbaasde me dat er hier nog mensen wonen; er was hier vrijwel niets. Wat me eveneens verbaasde en verdrietig maakte was het feit dat overal waar er mensen woonden, afval te vinden was. De Wayuu hadden een manier bedacht om een slaatje te kunnen slaan uit het opkomende toerisme in de regio. In de buurt van de dorpjes spanden de lokale bevolking touwen over de weg zodat de Jeep er niet door kon. Het touw werd bemand door locals, meestal kinderen, maar vaak ook volwassenen. Bij aankomst bij het touw moest er “tol” betaald worden in de vorm van flesjes water, koekjes of snoepjes. Pas dan werd het touw omlaag gelaten en kon de Jeep erdoor. Dit tafereel herhaalde zich een keer of dertig. Gelukkig was Sabir hierop voorbereid en had een flink zak met “tol” meegenomen. Het was de tol waard, want alleen al het proces van de tolheffers aanschouwen was prachtig en de uitzichten waren geweldig. In de middag kwamen we aan bij Taroa, een plek waar enorme zandduinen direct overgaan in de zee. Het fijne gele zand was mul en dus loodzwaar om omhoog te lopen, maar dat weerhield ons er niet van om een aantal keer van de duinen naar beneden te stuiven. Later in de middag kwamen we aan bij geografisch gezien het meest noordelijke punt van Zuid Amerika: Faro de Punta Gallinas. Vlakbij gelegen aan de baai Baja Hondita was ons hostel waar ik heerlijk kreeft heb gegeten. In de avond voegden we ons bij de locals en wisselden we onze shotjes rumcola uit voor de lokale tequilla. Ik sliep weer in een hangmat, wat langzamerhand een beetje begon te wennen, wellicht wat geholpen door de rumcola en tequilla. Les van de dag: de tol-touw Wayuu hebben me wel wat gemengde gevoelens gegeven aangezien ik tijdens de reis een no-begging beleid heb. Ik geloof sterk in het “Give a man a fish, feed him for a day. Learn a man how to fish, feed him for a lifetime.” principe.
Woensdag 2 augustus
Na het ontbijt in ons “Hospedaje” was er nog wat tijd om rond te hangen en de baai te bewonderen. Sabir vertrok al met de Jeep en wij namen een boot die ons naar de andere kant van de baai zou brengen. Onderweg brandde de zon op mijn hoofd maar werden we wel beloond met uitzichten over de geweldige rotskusten en als bonus voeren we ook langs een kudde flamingo’s. Vervolgens werden we op een schiereiland gedropt en hadden we tijd om daar op het strand de cactussen te bewonderen en acrobatische kunstjes te doen in het zachte zand. Sabir pikte ons op met de Jeep en scheurde terug over alle woestijnvlaktes, een grote stofwolk achter ons latende. Onderweg maakten we nog een lunchstop in Uribía waarna we weer keurig in Riohacha bij het hostel werden afgezet. Vanaf daar namen we een busje terug naar Santa Marta. Onderweg begon het weer om te slaan en de zon verdween onder de horizon. Eenmaal in Santa Marta aangekomen stond de hoofdkraan van de hemel open. Onze buschauffeur besloot ook dat het welletjes was en gooide ons bij een groot verkeersknooppunt aan de rand van de stad eruit. Daar vluchtten we naar een afdakje van een lokaal café en rolden onze kaarten uit om nieuwe plannen te maken. Na een uur succesloos proberen taxi’s aan te houden in de stromende regen waren we tot de conclusie gekomen dat we het centrum van Santa Marta niet meer zouden bereiken. De enige optie die nog restte was een gammel hotelletje direct op de hoek. Van pure ellende besloten we deze optie maar te nemen en sloten de avond (wifiloos) af door onze laatste broodjes die we nog bijhadden op te peuzelen. De volgende dag zouden we het noorden van Colombia verlaten. Er stonden ons immers weer nieuwe avonturen in het midden van het land te wachten. Les van de dag: als je in de regen geen kant meer op lijkt te kunnen voel je opeens heel veel dankbaarheid voor iedere optie (die je normaal had afgewezen) om te kunnen slapen.
Overnachtingen
- Casa Martinez, Bogota
- Friends To Be Hostel, Cartagena
- Maranatha Hostel, Santa Marta (3x)
- Casa Elemento, Minca
- Cabo San Juan, Tayrona
- Playa Blanca, Tayrona
- PuraGuajira Hostel, Riohacha
- Pujuru Posada, Cabo de La Vela
- Hospedaje Luzmila, Punta Gallinas
- Hotel Santander, Santa Marta
Afstanden
- New York – Bogota: 4016 km
- Bogota – Cartagena: 663 km
- Cartagena – Santa Marta: 228km
- Santa Marta – Minca – Santa Marta: 42 km
- Santa Marta – Tayrona – Santa Marta: 50 km
- Santa Marta – Riohancha: 172 km
- Riohacha – Punta Gallinas – Riohacha: 557 km
- Riohancha – Santa Marta: 172 km
Subtotaal: 5900 km
Totaal: 49876 km